Direct naar artikelinhoud
column

We moeten onze definitie van geloof wat minder fundamentalistisch formuleren

We moeten onze definitie van geloof wat minder fundamentalistisch formuleren

Er moest een oekaze van de Allerhoogste zelf zijn uitgegaan naar de verzamelde media in de Lage Landen aan de zee. Hoe was anders te verklaren dat zomaar opeens elke krant en elk radio- en tv-programma begon te berichten over religie, geloof en kerk? 

Een evolutionair proces van inzicht kon het niet zijn, daarvoor ging het te snel en te abrupt. Ik zal niet alles opsommen wat in een week of twee voorbijkwam, maar hierbij een greep.

Terreurdeskundige Beatrice de Graaf vertelde in het Algemeen Dagblad over haar geloof, werd daar vervolgens in ‘De Wereld Draait Door’ verder op bevraagd, waarna de Volkskrant nog eens hetzelfde deed. Antoine Bodar mocht in de Telegraaf uitleggen waarom alleen een onversneden geloof nog toekomst heeft (“De Kerk die trouwt met haar tijd, zal spoedig weduwe zijn”), met daarnaast een stuk van Boris van der Ham over geluk en zingeving zonder God. Intussen won René Woudenberg een essaywedstrijd van NRC Handelsblad met een betoog onder de titel ‘God bestaat, er is bewijs’, terwijl het magazine van de Hans van Mierlo-stichting kwam met een themanummer over religie: ‘Oh my God’. En dan was het rennen naar de televisie, waar Tijs van den Brink bij ‘Pauw’ onbekommerd zijn geloof zat te belijden.

Ik stond al op het punt dit alles jubelend samen te vatten als ‘de herontdekking van de hemel’, toen het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) de boel kwam bederven. Voor het eerst, meldde men, noemt meer dan de helft van de Nederlanders zich niet religieus: 50,7 procent. De secularisering gaat onverminderd door. Het CBS deed er een foto bij van een kerk die dienst doet als skatehal – een treffend beeld. Maar het curieuze is dat precies dezelfde foto prijkt op het boek ‘Ongelofelijk’ van Yvonne Zonderop, met als ondertitel: ‘Over de verrassende comeback van religie’. Wat is het nu? Allebei, denk ik.

Tussen de harde waarheid van de godsdienstige orthodoxie en die van het geharnaste atheïsme ligt een open veld

Minder fundimentalistisch

Het CBS meet de betrokkenheid van mensen bij religieuze organisaties, en die verdampt inderdaad, zoals dat bijvoorbeeld ook geldt voor omroepen, politieke partijen en vakbonden. Het is heel goed mogelijk dat religieus of spiritueel besef intussen helemaal niet op de terugtocht is, daar zijn zelfs veel aanwijzingen voor. Maar ja, hoe meet je dat? Misschien is het wishful thinking, gevoed door de neiging van de religieuze wereld om in iedere ‘zinzoeker’ een nog-net-niet-gelovige te zien. Of, en dat lijkt me waarschijnlijker, we moeten onze definities van geloof en ongeloof, religieus en niet-religieus, wat minder fundamentalistisch gaan formuleren.

Tussen de harde waarheid van de godsdienstige orthodoxie en die van het geharnaste atheïsme ligt een open veld, waar mensen hun eigen weg gaan, wetend dat ze lang niet alles weten. Hen in statistische categorieën willen persen is een duivelse klus. Neem Freek de Jonge, ook nog op tv deze week. Hij wilde God niet doodverklaren, maar een gelovige was hij nu ook weer niet. “Bij het spreken over gelovigen en ongelovigen gaat het erom wie erbij hoort en wie niet. Dat onderscheid wil ik niet maken”, zei hij. Ik kon me er wel in vinden.

Drie keer per week schrijft Stevo Akkerman een column waarin hij de ‘keiharde nuance’ en het ‘onverbiddelijke enerzijds-anderzijds’ preekt. Lees meer van zijn columns op trouw.nl/stevoakkerman.

Lees ook:

Religieuze Nederlanders zijn nu in de minderheid

Voor het eerst noemt meer dan de helft van de Nederlanders zichzelf in onderzoek van het Centraal Bureau voor de Statistiek niet-religieus. Net iets minder dan vijftig procent rekent zichzelf tot een religieuze of levensbeschouwelijke groepering.

We maken steeds meer onze eigen cocktail van religies

Religies worden steeds vaker met elkaar gemengd. Deze ontwikkeling wordt door wetenschappers van de VU in Amsterdam in kaart gebracht.