Direct naar artikelinhoud
Recensie

De taal van Eva Meijer weet ieder cliche over depressie te mijden

Eva Meijer met haar hond Olli en kat Putih in 2016.Beeld Patrick Post

Eva Meijer: De grenzen van mijn taal; een klein filosofisch onderzoek naar depressie. 
Uitgeverij Cossee, 141 blz. € 15,50
★★★★★

De schrijver

De uiterst productieve Eva Meijer (1980) is schrijver, filosoof en kunstenaar. Ze promoveerde in 2017 cum laude aan de Universiteit van Amsterdam met een proefschrift (bekroond met de Erasmus Dissertatieprijs) waarin zij de mogelijkheid van een ‘meersoortige politiek’ onderzoekt: een politiek waarin álle dieren een stem krijgen, zowel menselijke als niet-menselijke. Het essay ‘De soldaat was een dolfijn; over politieke dieren’ (2017) is een voor een breed publiek toegankelijke weerslag van dit proefschrift.

Van Meijer verschenen onder andere ook: ‘Het Vogelhuis’ (2016) een op het leven van bioloog en vogelvriend Len Howard (1894-1973) gebaseerde roman en ‘Dierentalen’ (2016), een populair wetenschappelijk boek over niet-menselijke talen. In maart zal bovendien een nieuwe roman verschijnen, ‘Voorwaarts’. Momenteel is Meijer als postdoctoraal onderzoeker actief binnen het project ‘Anthropocene Ethics: taking animal agency seriously’, aan de Wageningen Universiteit. Niet gelogen dus: uiterst productief.

Het is vermoeiend om de ruimte waarin je adem kunt halen steeds te moeten bevechten, maar er zit weinig anders op
Eva Meijer in ‘De grenzen van mijn taal’

Het boek

Een depressief persoon werd vroeger aangeduid als ‘melancholisch’, letterlijk ‘zwartgallig’,  een aanduiding die teruggaat op de theorie van de vier levenssappen. Ook nu nog worden bij het spreken over depressie geregeld metaforen met de kleur zwart gebruikt. Maar volgens ervaringsdeskundige Eva Meijer is depressie niet zwart, maar ‘eerder grijs, en soms wit’, depressie is ‘eerder afwezigheid, dan aanwezigheid’ schrijft ze. ‘Depressie bedekt niet, maar gumt uit’.

De depressieve persoon is een ‘tussenmens [..] niet dood maar zeker niet levend’, schrijft ze in dit indrukwekkende boekje, dat niet alleen een klein filosofisch onderzoek is, voerend langs denkers als Foucault, Freud en Merleau-Ponty, maar ook een uiterst persoonlijk verslag van door Meijer zelf doorleefde anorexia, depressieve episodes en suïcidale gedachten.

Uiteindelijk vond zij een omgangsvorm met de zwaarte die haar vergezelt in de vorm van (Foucaultiaanse) zelfzorg-technieken: wandelen, hardlopen, op tijd naar bed, hard werken en de eigen gedachten tussen haakjes zetten en relativeren. “Het is vermoeiend om de ruimte waarin je adem kunt halen steeds te moeten bevechten, maar er zit weinig anders op.”

Mooie passage

De allerlaatste alinea bracht uw recensent tot tranen, maar het zou zonde zijn die hier al prijs te geven. Gelukkig puilt dit dunne boekje uit van de mooie passages. Neem deze: 

“Het geeft niet als het werken niet lukt, als je niet met mensen wil praten, als het huis de enige veilige plek is die overblijft.

“Zeg het maar tegen jezelf: dit is een slechte dag, een dag die er beter niet had kunnen zijn. Straks ga je slapen, dan word je meegenomen naar een andere plek, en als je weer terugkomt begint het opnieuw.

“Opnieuw: een woord dat zowel herhaling als het nieuwe in zich draagt en dat je moet proberen tot vriend te maken.”

(Geen) reden om het boek niet te lezen

De filosofische duiding van de depressie bij monde van andere denkers legt het in dit boekje af tegen Meijers persoonlijke observaties en ervaringen. “Er zijn ochtenden die niet door te komen zijn. Soms worden die gevolgd door middagen die naar binnen buigen en altijd veel langer duren dan normaal, die stekels hebben (je voelt ze aan de binnenkant van je huid).”

Geen reden om het boek niet te lezen, overigens. Het geeft hoogstens aan dat bewust beleefde en nauwkeurig (in woord) vertaalde particuliere ervaringen soms meer zeggingskracht hebben dan (universele) filosofische duiding.

Reden om het boek wel te lezen

De som van Meijers woorden is even troostrijk als verdrietig: omdat de standvastige persoon met depressieve aanleg misschien wel steeds opnieuw kán beginnen, maar ook steeds opnieuw moet beginnen. Haar gelijktijdig verstilde en beeldende taal is, ondanks de zwaarte van de onderwerpen, een aangename verblijfplek. Bij een onderwerp waarover toch al heel wat geschreven, gezongen en gesproken is, weet Meijer ieder cliché te vermijden. Zo laat ze met ‘De grenzen van mijn taal’, de titel niettegenstaande, zien wat taal vermag.

In ons dossier boekrecensies vindt u een overzicht van de besprekingen van pas verschenen fictie, non-fictie, jeugdliteratuur en thrillers.