Direct naar artikelinhoud

Dubbel pech voor studenten: geen basisbeurs én geen beter onderwijs

Gemaakt door: Sander Soewargana.Beeld TROUW

De belofte aan studenten was: geen basisbeurs meer, wel beter onderwijs. Uit onderzoek van de Algemene Rekenkamer blijkt nu dat de hogescholen en universiteiten die belofte niet waarmaken. Ze trekken onvoldoende extra geld uit voor verbetering van het onderwijs. 

Dat betekent dubbel pech voor de studenten van nu. Studeren werd voor hen duurder en ze profiteren niet van beter onderwijs.

Het onderzoek van de Rekenkamer is mogelijk een probleem voor minister van onderwijs, Ingrid van Engelshoven. Haar voorganger Jet Bussemaker heeft de Tweede Kamer de afgelopen jaren onjuist ingelicht, volgens de Rekenkamer. Bussemaker gaf  'een te stellig en te rooskleurig beeld' van de extra investeringen, omdat zij de informatie die hogescholen en universiteiten haar stuurden zonder bedenkingen doorstuurde.

Sinds 1 september 2015 krijgen nieuwe studenten geen basisbeurs meer. Daardoor is studeren duurder geworden. Maar, sprak het ministerie af met hogescholen en universiteiten, in ruil daarvoor zou het hoger onderwijs tussen 2015 en 2017 600 miljoen euro extra uitgeven om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren. ‘Voorinvesteringen’ werd het gedoopt, omdat ze vooruitlopen op extra geld dat het ministerie - vanaf dit jaar - zelf in beter onderwijs steekt.

Er bleef weinig van over

De hogescholen en universiteiten gaven bij de Algemene Rekenkamer op dat ze gezamenlijk maar liefst 860 miljoen euro extra hebben uitgegeven aan beter onderwijs. Meer dus dan de beloofde 600 miljoen. Maar toen de onderzoekers gingen uitpluizen of dat echt zo is, bleef er van dat bedrag weinig over.

Hogescholen en universiteiten zeiden maar liefst 860 miljoen euro extra te hebben uitgegeven, maar toen de Rekenkamer dat uitploos, bleef er van dat bedrag weinig over

Van 280 miljoen staat volgens de Rekenkamer vast dat die valt onder de voorinvesteringen. 250 miljoen voldoet niet aan de criteria en van 330 miljoen euro is niet te achterhalen of het al dan niet een voorinvestering is.

“Het is niet waarschijnlijk dat de belofte van extra geld helemaal is waargemaakt voor de generatie studenten voor wie het bedoeld was”, concludeert collegelid Francine Giskes van de Algemene Rekenkamer. Daarmee zegt ze niet dat het geld dat is uitgegeven niets goeds heeft gedaan voor de kwaliteit van het onderwijs. “Maar om te tellen als voorinvestering moet de investering ten goede komen aan studenten die tussen 2015 en 2017 begonnen. Het moet een extra uitgave zijn, niet een die toch al in de planning zat.”

Te strikte definitie

De VSNU, de vereniging van universiteiten, en de Vereniging Hogescholen zijn het niet eens met de Rekenkamer. Ze verwijten de onderzoekers dat ze de definitie van een voorinvestering gedurende het onderzoek hebben aangepast; die werd veel strikter. 

We hebben hun eigen definities aangehouden en toegepast. Meer kan ik er niet over zeggen

“Dat klopt gewoon niet”, zegt Giskes daarover. “We hebben hun eigen definities aangehouden en toegepast. Meer kan ik er niet over zeggen. We hebben echt ons best gegaan om duidelijk te krijgen waarom bepaalde posten als voorinvestering zouden moeten gelden. Maar het lukte universiteiten en hogescholen niet altijd om dat duidelijk te maken.”

“Als er al jaren een plan lag om docenten aan te nemen en daar is ineens een labeltje ‘voorinvestering’ aan gehangen, dan tellen wij dat niet mee”, zegt Giskes. Als er daarentegen extra geld werd uitgetrokken om docenten aan te stellen, telde die uitgave wel mee.

Het beste besteed

De Rekenkamer bekeek ook wat er terechtkwam van de belofte om het geld te besteden in overleg met studenten en docenten: waaraan kon het het beste worden besteed? Die afspraak maakten universiteiten en hogescholen toen de basisbeurs verdween; het ministerie wilde niet van bovenaf bepalen waar universiteiten en hogescholen het meeste behoefte aan hadden. Volgens de Rekenkamer ging dat niet altijd goed: van medezeggenschap in een vroeg stadium was niet overal sprake.

Vanaf dit jaar geeft het ministerie het geld dat vrijkwam toen de basisbeurs werd afgeschaft terug aan het hoger onderwijs. Dat bedrag loopt op tot 800 miljoen euro per jaar. Giskes: “De les die we hieruit trekken is dat helder moet zijn hoe geld wordt besteed, door wie en op welke plek, wanneer je met een bepaald doel extra investeringen doet. Zodat wij als samenleving weten dat ons geld goed wordt besteed.”

Lees ook de verbijsterde reactie van Tariq Sewbaransingh, voorzitter van de Landelijke Studentenvakbond, over de conclusie van de Algemene Rekenkamer.

Zie ook: 
In 2016 presenteerde het hoger onderwijs nog trots zijn investeringsplannen 
En zo kwam er, ondanks protesten, een einde aan 'gratis geld voor student'
Nu de basisbeurs is afgeschaft, beginnen minder havisten aan een studie