Direct naar artikelinhoud

Broeder Adelbert beheert honderden relieken: ‘Kijk, dit is het bovenbeen van paus Alexander I’

Broeder Adelbert met het bovenbeen van paus Alexander I: ‘Ribben zijn zeer geschikt om relieken uit te maken. Ze zijn niet zo groot en makkelijk zaagbaar.’Beeld Patrick Post

Relieken worden steeds populairder. Dat merkt ook broeder Adelbert, die de reliekenschat van de Abdij van Egmond beheert. ‘Relieken maken nederig.’

Broeder Adelbert loopt door de lange, onverwarmde gangen van de Abdij van Egmond. In zijn rechterhand heeft hij een sleutelbos. Hij loopt op een grote brandkast af die midden in een gang staat opgesteld en wijst op een deur. “Kijk, dat is de ingang van de abdijkerk. We passeren deze brandkast een paar keer per dag als we hier de getijden gaan bidden en ook als we de kerk weer verlaten. Dat is niet zomaar.” Hij kiest een sleutel uit en doet de deur voorzichtig open. Dan is hij even stil. “Deze brandkast kan twaalf uur branden voordat het kritiek wordt.” Zijn stem galmt door de gang.

In de brandkast bevindt zich een deel van de reliekenschat van de abdij. Binnenin een kleiner kastje met laden, een aantal reliekschrijnen en veel losse, verzegelde dozen. “Kijk, dit zijn stoffelijke resten van de martelaren van Gorcum, negentien katholieken die door de watergeuzen in 1572 werden vermoord in Den Briel”, zegt broeder Adelbert en pakt een gouden reliekschrijn vast. Hij wijst op een klein botje in de schrijn. “We weten niet bij welke martelaren dit hoort. Ze zijn allemaal in één graf gegaan.” Hij zet de schrijn voorzichtig terug, alsof hij de martelaar niet wakker wil maken en grijpt naar een koker, met bruin gebeente erin. “Dit is de heilige Stefanus, de eerste martelaar van het christendom. Hij stierf rond 35 na Christus de marteldood. Een orthodoxe patriarch heeft gevraagd om een reliek van hem. Die verkleuring komt doordat er in de Middeleeuwen vocht bij gekomen is.” Hij noemt nog een paar heiligen die in de brandkast een veilig heenkomen hebben gevonden: Willibrord, Ambrosius en Odulphus. “Als je ze goed bewaart, blijven ze heel lang goed.”

Er zijn veertien voorhuiden van Jezus in omloop. Nou, die kunnen nooit allemaal van Onze Lieve Heer gekomen zijn
Broeder Adelbert, Abdij van Egmond

Vier jaar woont broeder Adelbert nu in de benedictijnerabdij van Egmond. Naast dat hij kok is (“Ik heb vandaag voor dertig man zoutebonenstamppot gemaakt”) beheert hij de reliekencollectie van de abdij, een van de omvangrijkste van ons land. Behalve de kleine tweehonderd relieken van Egmond zelf zijn ook die van het bisdom Haarlem-Amsterdam er ondergebracht: zo’n zeshonderd stuks. Zijn werk bestaat onder meer uit het schoonmaken en repareren van reliekschrijnen en het ‘binnenhalen’ van relieken. Als bijvoorbeeld een zusterklooster in het bisdom sluit, komen de relieken die zich daar bevonden naar Egmond.

Broeder Adelbert beheert honderden relieken: ‘Kijk, dit is het bovenbeen van paus Alexander I’
Beeld Patrick Post

Verder prepareert broeder Adelbert relieken waarvoor hij verzoeken krijgt uit binnen- en buitenland. Van kerken, kloosters en soms particulieren. “Dan snijd ik van grote relieken een stukje af. Ribben zijn zeer geschikt om relieken uit te maken. Ze zijn niet zo groot en makkelijk zaagbaar. Bovenbenen zijn dan weer heel lastig. Die zijn heel groot en blijven hard. Zo hebben we hier een bovenbeen van paus Alexander I, een martelaar uit het begin van de tweede eeuw. Daar kun je weinig mee aan.”

Centraal magazijn

Relieken zijn overblijfselen van zaligen, heiligen en martelaren, christenen die voor hun geloof gestorven zijn en hierdoor heilig zijn. In het oude Rome werd de eucharistie gevierd op het graf van de heiligen. Op een gegeven moment werden hun stoffelijke resten uit hun graven gehaald. Er werd namelijk van bovenaf verordonneerd dat in het altaar van elke kerk een reliek van een heilige geplaatst moest worden. De relieken moesten kortom verdeeld worden. Al snel kwam er in Rome een centraal ­magazijn waar relieken werden uitgegeven.

Toen Willibrord, die het christelijke geloof naar ons land bracht, in 695 in Rome tot bisschop werd gewijd, kreeg hij een beurs mee van paus Sergius I waarin relieken zaten voor de kerken die hij onderweg zou stichten. Broeder Adelbert: “Ik zeg altijd dat relieken van heiligen de tastbare band met het hiernamaals vormen. De zaligen en de heiligen zijn bij God en bidden daar voor ons. Relieken kijken als het ware voor ons naar de ‘overkant’. Ze zijn als het ware de toegangspoort naar God. Daarom zijn ze zo waardevol.”

De relieken die het langst in de abdij zijn, komen van de heilige naar wie zij is vernoemd: Sint-Adelbert. Hij stierf in 742. Honderdtachtig jaar na zijn dood werd hij uit zijn graf gehaald. “Dat ik zo heet, maakt het nog mooier dat ik zijn stoffelijke resten mag beheren”, zegt broeder Adelbert.

Ik bedenk me dan als ik die kies vastheb: Hier heeft hij het laatste avondmaal mee gekauwd
Broeder Adelbert

Over de echtheid van de relieken kent hij geen twijfel. Hij ‘staat’ voor het overgrote deel van zijn relieken. “We hebben een stukje van de heilige Clemens, de derde opvolger van Petrus. Dat komt uit zijn graf in Rome. We kunnen er dus van uitgaan dat het echt is. Je krijgt er ook een heleboel papier bij. Maar er zijn ook relieken waarbij je twijfels hebt. Ze komen van de goede plek, maar er is iets mee. Zo hebben we een reliek van het huis van koning David. Of eigenlijk: van de poort van het huis van koning David. Het is best mogelijk dat koning David in dat huis gewoond heeft, maar er hebben ook heel slechte koningen gewoond.”

Centraal magazijn
Beeld Patrick Post

Dan heeft de abdij ook nog verschillende haren in bezit die aan Maria, de moeder van de Heer, worden toegeschreven: een zwarte, een blonde en rode. “Ik heb een groot geloof, maar daar stopt voor mij de boot. Ik respecteer het, maar hou ze wel apart en zal ze nooit ter verering in de kerk uitstellen. Zo zijn er ook veertien voorhuiden van Jezus in omloop. Nou, die kunnen nooit allemaal van Onze Lieve Heer gekomen zijn. Het is ook niet zo dat Maria na Jezus’ besnijdenis dacht: ‘Ik heb de verlosser gebaard, ik moet het maar eens meenemen’.”

Galg op het plein

We lopen door naar de sacristie. Daar bevinden zich namelijk ook een flink aantal relieken. “Als ik op weg ga naar de ruimte waar wij de relieken bewaren, begin ik al te bidden”, vertelt broeder Adelbert. “Ik ben me ervan bewust dat ik de heiligen ga ontmoeten. Er zit een geschiedenis aan vast. Neem de martelaren van Gorcum. Wat zij hebben moeten doormaken, raakt me. In het werken met relieken is er geen tijd. Dus je bent verbonden met hen bij die galg op dat plein, of het moment dat de heiligen gemarteld werden.”

Eenmaal in de sacristie grijpt hij meteen weer naar dozen, eeuwenoude zakjes met inhoud en reliekschrijnen. Een stukje Antonius Abt, gekregen van de koptische bisschop van Amsterdam. Een rib van Gregorius de Grote, een stuk kaak en kies van de apostel An­dreas. Het houdt niet op. “Ik bedenk me dan als ik die kies vastheb: Hier heeft hij het laatste avondmaal mee gekauwd. Dat is toch wel heel bijzonder.”

Broeder Adelbert kijkt nog eens rond en wijst op een reliekenkalender. Het jaar rond met bij elke feestdag van de heilige een stukje bot. Ten slotte loopt hij naar de abdijkerk, met weer een andere sleutel in zijn rechterhand. Hij knielt achter het altaar, doet een kastje open en haalt een reliekkast tevoorschijn. Hierin bevinden zich de resten van Sint-Adelbert. Het gaat daarbij onder meer om een reconstructie van zijn schedeldak en een stuk van zijn boven- en onderarm. “We zorgen natuurlijk ook goed voor onze medebroeders die ons zijn voorgegaan in de dood en hier op het kerkhof begraven liggen. Maar dat je mag zorgen voor mensen van wie je zeker weet dat ze in de hemel zijn, dat je hun gebeente mag bewaren en vereren, dat vind ik echt heel mooi om te doen. Het maakt je nederig.”

Galg op het plein
Beeld Patrick Post

En dus doet het broeder Adelbert deugd dat relieken aan populariteit winnen en hij het aantal aanvragen ziet groeien. In Almere wordt binnenkort een nieuwe katholieke kerk gebouwd, gewijd aan de heilige Bonifatius. De pastoor daar heeft zich al gemeld voor een stukje van de heilige die bij Dokkum werd vermoord. “Ik bewaar Bonifatius al een tijdje voor de pastoor van Almere. Hij krijgt het grootste gedeelte van wat ik heb, maar niet alles, ik moet wel wat overhouden.”

Op stap met Stijn Fens

Op donderdagavond 22 november kunt u als abonnee samen met Stijn Fens op onderzoek uit op de tentoonstelling ‘Relieken’ van Museum Catharijneconvent. Meer informatie over hoe u kans maakt om hierbij te zijn staat op exclusief.trouw.nl

Lees ook:

Ook moderne relieken kunnen troost en kracht geven

Relieken waren van oorsprong louter religieus, maar de niet-religieuze variant is inmiddels ook in zwang. Drie lezers vertellen over hun persoonlijke relieken

Lichaamsdelen van heiligen en de sigarendoos van Pim Fortuyn: Museum Catharijneconvent koestert relieken

Museum Catharijneconvent houdt in de herfst een tentoonstelling over relieken. Er zijn niet alleen botjes van heiligen te zien, maar ook de sigarendoos van Pim Fortuyn. ‘Uiteindelijk draait het om de kracht die van een voorwerp uitgaat.’