Direct naar artikelinhoud
Interview

De nieuwe Theoloog des Vaderlands: loyaal, maar niet volgzaam

Stefan PaasBeeld Maartje Geels

Als er iets goed is voor een theoloog, dan is het om zelf een kerk te stichten. Hoogleraar Stefan Paas, de nieuwe Theoloog des Vaderlands, begon in Amsterdam een kerk en besefte daardoor óók wat het geloof voor hemzelf betekent.

Theoloog Stefan Paas (49) omschrijft zichzelf als iemand die gedreven wordt door inhoud, hij meldt zich graag – bij voorbeeld op twitter - ‘als het ergens over gaat’. Paas is hoogleraar, in Amsterdam en Kampen, maar titels zeggen hem minder. Sinds zaterdag heeft hij er één bij: Theoloog des Vaderlands. Dat vindt hij zwaar klinken. “Maar als het helpt om deze bedrijfstak op de kaart te zetten, dan zij dat zo.”

Paas ‘moet er nog een beetje inkomen’, zegt hij vlak nadat hij te horen heeft gekregen dat hij vanaf nu een jaar lang Theoloog des Vaderlands is. “Ik heb me laten vertellen dat deze functie deuren openzet. En het is een vehikel om de theologie naar de samenleving te brengen.”

Wat zou de samenleving daaraan kunnen hebben?

“Ik zeg altijd: we hebben 17 miljoen bondscoaches en ook zeker 10 miljoen theologen. Er wordt ontzettend veel gekletst over God, geloof, spiritualiteit. Dat is prachtig, maar laat er dan ook een discipline zijn die mensen helpt dat een beetje goed te doen, doordacht, consistent, in contact met grote tradities en heilige teksten. De theologie kan helpen het maatschappelijke gesprek te voeden met intelligente verhalen, met mooie beelden, met ervaringen van vroeger en wereldwijd, religie leert ons over de dijken te kijken. Die brede, intellectuele doordenking van het gesprek over God, dat is voor mij theologie.”

Moet je daarvoor zelf gelovig zijn?

“Zelf ben ik gelovig, maar dat hoeft niet. Al denk ik wel dat het bestuderen van teksten, van geloofstradities, niet kan zonder sympathie voor geloof.”

U komt zelf uit een christelijk-gereformeerd gezin, maar u studeerde theologie aan de Universiteit Utrecht, die destijds verbonden was aan de toenmalige hervormde kerk. Nam u daarmee afscheid van de kerk waarin u bent opgevoed?

“Nee. Ik ben begonnen aan de Theologische Universiteit in Apeldoorn. Ik had al snel door dat ik geen dominee wilde worden, en dat was zeker toen een echte domineesfabriek, voor de Christelijke Gereformeerde Kerken. Ik wilde het Oude Testament bestuderen, en daar waren in Utrecht meer mogelijkheden voor, ik ben daar in Utrecht op gepromoveerd. Ik ben altijd vrij autonoom geweest, ik heb me nooit veel gelegen laten liggen aan wat de groep ademde. Ik was wel op zoek naar iets meer ruimte, maar ik heb nooit uit de orthodoxie willen treden. Ik ben nog steeds christelijk-gereformeerd.”

U bent van de generatie die massaal de kerk verliet. Hoe kan het dat u en ook uw broers en zussen de gelovige lijn van uw ouders zijn blijven volgen?

“Ja, bijzonder hè? En bij de familie van mijn vrouw is dat ook zo. Maar hoe dat komt? Het zou andere mensen te kort doen als ik nu ga zeggen: dat komt daar en daar door. Misschien hebben zij hetzelfde gedaan en hebben kun kinderen toch de kerk verlaten. Wat in elk geval níet werkt, is kinderen opvoeden met geloof als zuur gemopper. Ik heb het geloof altijd als een positieve kracht beleefd, die de butsen en deuken in het leven opvangt, verzacht en mensen bij elkaar houdt. Ik vind het op een bepaalde manier ontroerend dat geslachten vóór me dit geloof door hebben gegeven, hun kinderen hebben laten dopen, et cetera. Je hebt maar één of twee generaties nodig die liever winkelen dan naar de kerk gaan, en dan is het weg. Ik zal niet diegene zijn bij wie de ketting van generaties breekt.”

Is voor u geloven mogelijk zonder een kerk?

“Ik ben geen echt groepsmens, maar ik ben altijd gelovig en kerkelijk geweest, al heb ik er wel altijd mijn eigen weg in gezocht. Ik ben loyaal, maar niet volgzaam. Als de kerk zegt: dit zit zo, dan heb ik eerder de neiging om te zeggen dat het niet zo is. Dan ga ik het uitzoeken, vanuit loyaliteit. Ik heb een gemeenschap nodig van mensen die je niet zelf hebt uitgekozen. Je kan ze niet ontvolgen, ook al ben je het niet met ze eens. Dat is een goede oefening. Je kunt het, een beetje zoetig, liefde noemen.”

U woonde met uw gezin in Veenendaal, maar verhuisde naar Amsterdam om er een christelijke gereformeerde kerk te stichten. Had u er zin in om de biblebelt te verlaten voor de hoofdstad?

“Nee, daar zagen we heel erg tegenop. De Christelijke Gereformeerde kerk in Amsterdam was op sterven na dood, en vrienden hadden ons gevraagd te helpen een nieuwe kerk te stichten. Daarvoor moesten we wel in Amsterdam gaan wonen, met onze kinderen, die toen 11, 8 en 3 waren. Dat riep bij ons veel twijfels en angst op, we hadden er vreselijke visioenen bij, alle anti-stadsgevoelens vanuit Veenendaal zaten ook bij ons. Juist onze niet-christelijke buren in Veenendaal raadden het ons af, Amsterdam leek hen heel eng, zeker om kinderen te laten opgroeien. Maar het grappige was dat onze christelijke vrienden zeiden: ‘Amsterdam is een vréselijke plaats, maar als God je daarheen leidt, dan moet je dat doen’. Wij hadden het gevoel dat we werden geroepen.”

Geroepen, hoe merkte u dat?

“Dit is een evangelisch verhaal, maar vooruit. Onze dominee in Veenendaal was ziek, er was op het allerlaatste moment een gastpredikant ingevlogen. Hij preekte over de grote stad, een thema dat haast nooit wordt besproken in een bevindelijke kerk – behalve dan als het over Sodom en Gomorra gaat. Hij had het ook nog over Amsterdam, dat het belangrijk was dat er ook daar christenen zijn. Dat kwam echt binnen. Een gastdominee, Amsterdam. Je groeit naar zo’n beslissing toe, maar deze preek was een belangrijke steun in de rug. Dit was door God gegeven.”

Viel het tegen in Amsterdam? U woont alweer jaren in het landelijke Baambrugge, een uurtje fietsen van de VU.

“Dit is geen vroom verhaal dat het allemaal goed ging. We zijn nooit stadsmensen geworden. Het wonen in de stad heeft mij wel rijker gemaakt. Geloofsmatig ben ik door een crisis gegaan, ik heb heel wat Biblebelt-veren van me af moeten schudden. In Veenendaal wist je wel dat er niet-christelijke mensen waren, maar het was er niet gek gelovig te zijn. In Amsterdam is dat anders. Daar kom je alleen mensen tegen die niet geloven, maar die wel goede dingen doen.”

Was dat voor u een verrassing, dat niet-gelovigen goede dingen kunnen doen?

 “Nou, ik heb nooit gezegd dat niet-gelovigen niks goeds kunnen doen. Maar misschien dacht ik vanbinnen toch wel dat gelovigen net wat beter zijn. Je kent jezelf nooit helemaal goed. Ik denk dat ik in Amsterdam voor het eerst begreep wat het is om niet gelovig te zijn en een goed mens te zijn, heel idealistisch zelfs soms. Zo vaak word je niet gedwongen om in de huid te kruipen van iemand die echt anders tegen de wereld aankijkt, om die echt te begrijpen.”

Sprak het u aan, een leven zonder geloof?

“Dat niet, maar ik moest wel bij mijzelf te rade: wat geloof ik nou echt? Hoe kan het dat wat mij dierbaar is, jou niet raakt? Heb ik het wel goed? Ik ben bang geweest dat ik het kwijt was. Het verhaal van de oudtestamentische Daniël, die in ballingschap het geloof behield, heeft me erg geholpen. Dat leerde me mijn eigen situatie weer te begrijpen vanuit mijn eigen bronnen.”

En lukte het u een nieuwe kerk te stichten?

“We hebben ontdekt dat dat lukt. Er is een geweldige gemeenschap ontstaan. Er zijn mensen gedoopt. Er komen ook ongelooflijk veel nieuwe mensen langs, maar de meesten komen niet terug – dat is ook eerlijk om te zeggen. Je moet niet te veel verwachten van een dienst, we bieden ook veel cursussen aan. Maar de realiteit is dat de meeste mensen wat opsnuiven, en dan weer gaan.”

Hoe somber wordt u van die combinatie van kerkverlating zonder dat er noemenswaardige aantallen nieuwe mensen bij komen?

“Zeker, er gaan minder mensen naar de kerk. Ook in de Christelijke Gereformeerde Kerken is er krimp. De toekomst van het christendom in Europa is er één van een bezielde minderheid. Het christelijk geloof is een optie, en geen voor de hand liggende. Maar somber ben ik niet, dat zit niet zo in mij. Jezus zei al dat somberheid je geen el langer maakt. Ik ben niet per se optimistisch, maar wel hoopvol.”

Zijn dat twee verschillende dingen?

“Ja, optimisme heeft te maken met dat als we maar de handen in elkaar slaan, we veel kunnen, de trends kunnen keren. Daar ga ik niet vanuit. Hoop is meer dat je gedragen bent, en niet door de bodem valt. Uit mijn eigen traditie heb ik meegenomen dat er iemand is die aan de andere kant aan het touw trekt. Wat wij doen telt mee, maar de toekomst wordt niet door ons gemaakt. Dat besef van geborgenheid, van gedragen worden, dat associeer ik met hoop.”

Wie is Stefan Paas

Stefan Paas (1969) is voor vijftig procent van zijn tijd hoogleraar missiologie en interculturele theologie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam en voor de andere vijftig procent hoogleraar missiologie aan de Theologische Universiteit Kampen. Hij was daar de eerste niet-vrijgemaakte docent. Paas begon als leraar godsdienst in Apeldoorn. Na zijn promotie werd hij evangelisatieconsulent bij de Christelijke Gereformeerde Kerken. Hij was ook lector gemeenteopbouw aan de Christelijke Hogeschool in Ede, en missionair opbouwwerker in Amsterdam. Paas heeft gepubliceerd op het gebied van bijbelwetenschappen (vooral Oude Testament), politieke theologie, ethiek, godsdienstfilosofie en missiologie. Zijn boek ‘God bewijzen, argumenten voor en tegen geloven’, dat hij schreef met Rik Peels, werd in 2014 het Theologisch boek van het jaar.  

Lees ook:

Stefan Paas nieuwe Theoloog des Vaderlands

Hoogleraar theologie Stefan Paas is de nieuwe Theoloog des Vaderlands. Bij de Nacht van de Theologie, zaterdagavond, werd ook het beste theologische boek van het jaar bekend gemaakt. Dat is ‘God en ik’, van Alain Verheij, eveneens theoloog.

Lieve medechristenen, we zijn met weinig en dat is wel best

Recensie: Stefan Paas (1969) is hoogleraar missiologie en interculturele theologie aan de Vrije Universiteit te Amsterdam en hoogleraar missiologie aan de Theologische Universiteit te Kampen. Hij schreef een keur aan boeken en artikelen, veelal over de rol van de kerk in een geseculariseerd West-Europa. 

Homo’s zijn steeds minder vaak de voorbode van de ruiters van de Apocalyps

Geloof en homoseksualiteit. Regelmatig is er in de relibladen en -blogs een opeenhoping van opinies en stukjes over dit onderwerp. Zo ook nu. ‘Homoseksualiteit is zo’n kwestie waarover de kerk in morele verwarring verkeert’, valt te lezen in het christelijke opinieblad De Nieuwe Koers. Dit schrijft Stefan Paas.