Direct naar artikelinhoud

Een eeuw geleden hadden we Wittgenstein en Heidegger, waar zijn de genieën van nu?

Wolfram EilenbergerBeeld Annette Hauschild

Globalisering, technologische revoluties en de bijbehorende onzekerheid. Dat was er in de jaren twintig ook. Hoe reageerden de grote filosofen? Wat valt daarvan te leren? Wolfram Eilenberger schreef er een boek over.

De muntthee die hij heeft besteld, blijft een uur lang onaangeroerd op het bijzettafeltje staan. Al die tijd praat de Duitse filosoof-journalist Wolfram Eilenberger - zachte handdruk, zachte stem - over de periode van 1919 tot 1929: kort na de Eerste Wereldoorlog, vlak voor de grote beurscrisis die Duitsland nog verder naar de afgrond zou drijven. Dat de Weimarrepubliek gebukt ging onder armoede en politieke polarisatie is bekend. Maar het was ook een tijd die uitgesproken filosofische genieën voortbracht. Ludwig Wittgenstein, Martin Heidegger, Walter Benjamin en Ernst Cassirer hadden in de jaren twintig een dusdanig magische uitwerking op hun leerlingen, dat daar complete filosofische scholen uit voortkwamen. Scholen die nog altijd grote invloed uitoefenen, zelfs buiten de filosofie. "De hele ecologische beweging was ondenkbaar geweest zonder Heidegger," zegt Eilenberger, die zich als een van de bekendste journalisten in filosofisch Duitsland wel een sweeping statement kan veroorloven.

Het interbellum lijkt veel op onze tijd. Net zoals nu heerste grote onzekerheid. Steeds meer informatie circuleerde steeds sneller

Wolfram Eilenberger mag niet klagen. In vrijwel alle Duitse kranten wordt 'Het tijdperk van de tovenaars' geprezen als knappe poging de Weimartijd filosofisch te duiden. Maar hoewel hij het in zijn boek niet wilde benadrukken, geeft de auteur wel toe dat het boek niet zuiver historisch bedoeld is. Daarvoor lijkt het interbellum te veel op onze tijd. "Net zoals nu heerste er grote onzekerheid", legt Eilenberger uit. "Steeds meer informatie circuleerde steeds sneller. Het was de tijd van telefoon en radio. In Berlijn verschenen meer bladen dan nu in heel Duitsland. En de globalisering. Lindbergh vloog voor het eerst over de oceaan. Afrika en Amerika waren ineens niet meer zo ver weg - ook dat gevoel is herkenbaar. Dat zorgde voor onzekerheid, net als nu. Fascisten en communisten vochten om wat we nu de 'boze burger' noemen."

Hoe reageerden filosofen daarop?

"Ze keerden terug tot de klassieke vraag: wat is de mens? Dat is nu weer de grote vraag, door kunstmatige intelligentie, door de almaar diffusere grens tussen mens en dier, door ons vermogen te sleutelen aan DNA, en ook door onze kennis van het heelal, dat wordt weleens vergeten. In de jaren twintig werd de eerste planeet buiten ons zonnestelsel ontdekt, tegenwoordig ontdekken we almaar nieuwe stelsels die zelf miljarden sterren bevatten. Dat gaat toch elk bevattingsvermogen te boven? Hoe onwaarschijnlijk klein zijn wij mensen dan? Die vraag hield Wittgenstein, Benjamin, Heidegger en Cassirer ook al bezig. Mijn boek gaat dus niet alleen over politieke kwesties, maar ook over existentiële en theologische."

Blijft de vraag waarom onze tijd dan geen filosofische genieën voortbrengt. Want daar schort het nogal aan, meent Eilenberger. De Duitse filosofie bevindt zich momenteel in een 'bedauerliche', betreurenswaardige toestand. Ze komt niet verder dan academisch geneuzel dat niemand interesseert. "Mensen als Heidegger en Wittgenstein zouden in deze tijd überhaupt geen carrière meer kunnen maken. Die waren anti-academisch."

Besteedt u daarom zoveel aandacht aan bijvoorbeeld Heideggers affaires en Wittgensteins moeilijke karakter? Om te laten zien dat filosofie geen academische aangelegenheid is?

"Absoluut. Dit boek gaat niet over filosofie, het gaat over de vraag wat het betekent als filosoof te leven. Daarin zijn deze denkers exemplarisch. Wittgenstein heeft leven en werk krankzinnig consequent op elkaar betrokken. In 1914 meldt hij zich vrijwillig voor het leger, en aan het front concludeert hij dat de filosofie de echte vragen van het leven niet kan beantwoorden. Ik denk dat hij met de dood voor ogen een soort mystieke ervaring heeft gehad, daarvan legt hij in zijn denken rekenschap af."

Daarna doet het Weense genie afstand van een miljoenenerfenis en gaat aan het werk als onderwijzer op een plattelandsschooltje. Fascinerend verhaal. Maar actueel?

"Wittgenstein is een zeer herkenbaar type. Die zucht naar zuiverheid, naar eenvoudige handarbeid, de vlucht voor de stadse overdaad, die kennen we nu ook."

In Berlin Mitte vind je op elke hoek een kleine Walter Benjamin

Hij giechelt: "Iedereen heeft in zijn vriendenkring toch wel een kleine Wittgenstein? En Heidegger, met zijn Pegida-achtige hartstocht voor de eigen streek en taal, dat is toch ook een bekend type? Of Walter Benjamin, de nomade die juist in de grote stad inspiratie vindt. Ik woon in Berlin Mitte en daar vind je op elke hoek een kleine Walter Benjamin."

En hun politieke kleur? Walter Benjamin was overtuigd communist.

"Met al zijn fascinatie voor moderniteit was Walter Benjamin toch vooral een theologisch-messiaans denker. Net als Wittgenstein geloofde hij niet dat de wetenschap alle vragen kon oplossen. God liet zich niet wegdenken. Heidegger muntte het invloedrijke idee 'Umwelt'. Met het nazisme zou hij zich pas later inlaten. Eigenlijk waren al deze denkers conservatief zonder rechts te zijn, en dat is tegenwoordig een heel belangrijk verschil. Ze hadden een intuïtie over onze cultuur. En daarmee sympathiseer ik. Het is verschrikkelijk om te zien dat rechts de scepsis over globalisering en technologische vooruitgang kapitaliseert. Dat is echt een culturele catastrofe."

Fascinerend vond ik uw portret van Ernst Cassirer. U noemt hem de enige democraat van het stel. En toch kom je Cassirer nooit tegen in boeken over 'grote filosofen'. Wat heeft hij verkeerd gedaan?

"Heel weinig eigenlijk, maar hij was joods. In 1933 is hij vrijwel meteen geëmigreerd. In een land waar hij niet mocht lesgeven, wilde hij ook niet leven. Na de oorlog weigerden zijn leerlingen terug te keren naar Duitsland. Zo werd een hele traditie afgebroken. Dat is onrechtvaardig, want Cassirer was een opmerkelijk mens. Hij was misschien wel de laatste geleerde die overal verstandig over schreef, over taalkunde, esthetica, natuurkunde, psychologie. Hij was ook opmerkelijk evenwichtig. Hij gebruikte niemand, hij hunkerde niet naar jonge bewonderaars of minnaressen, zoals Heidegger en Benjamin. Eigenlijk had hij maar één probleem: hij werd elke ochtend wakker met meer ideeën dan hij kon opschrijven."

Maar die radicaal nieuwe sound, zoals u het noemt, die miste hij toch. Hij werd nooit een cultfiguur.

"Cassirer was een autoriteit, hij stond voor de oude garde. Dat was zijn nadeel. Maar tegenwoordig klinkt hij weer actueel. Hij verzet zich namelijk tegen het idee dat de mens in de eerste plaats een homo economicus is. "It's the economy stupid", die uitspraak van Bill Clinton heeft de laatste decennia beheerst. Volgens Cassirer is de mens altijd eerst op betekenis gericht en dan pas op nut. De mens is een wezen dat tekens gebruikt, symbolen. Als een kind voor het eerst 'bal' zegt, is dat alleen maar een klank. Maar daaruit vormt zich een oriëntatie. De volgende bal wordt nu erkend als bal. Zo leert de mens spreken over iets dat hij niet kan zien. Binnen dat systeem van symbolen krijgt het bestaan betekenis. Muziek was volgens Cassirer trouwens ook een tekensysteem, net als het religieuze ritueel. Mensen hebben een identiteit nodig, een taal. Ze willen begrijpen wie ze zijn."

Hoe voorkom je dat zo'n identiteit tot angst voor het vreemde leidt?

"Met het verlangen naar identiteit is niets mis, het maakt de wereld veel interessanter. Dat verlangen moet zich alleen niet vernauwen tot het agressieve nationalisme dat nu overal in Europa oprukt. Filosofisch gezien is er ook een verschil tussen Cassirer en Heidegger, die zich wel door het nazisme liet verleiden. Beiden geloven dat taal onze wereld opent, maar Heidegger mist Cassirers openheid tegenover andere talen dan de filosofische - of de Duitse. Het idee dat één taal de hele werkelijkheid zou kunnen beschrijven, vindt Cassirer barbaars. Taalsystemen vullen elkaar aan: het gaat dus juist om diversiteit. Dat maakt Cassirer zo modern. Met hem kun je over identiteit denken zonder in de valstrik van rechts te lopen."

Wie is Wolfram Eilenberger?

Wolfram Eilenberger (1972) is filosoof, schrijver en journalist. Hij was van 2011 tot 2017 hoofdredacteur van Philosophie Magazin en daarvoor onder meer columnist voor Die Zeit en Der Tagesspiegel. Tegenwoordig presenteert hij het tv-programma 'Sternstunde Philosophie' en is hij uitgever bij Nicolai Verlag in Berlijn.

Wolfram Eilenberger, 
'Het tijdperk van de tovenaars. Het grote decennium van de filosofie, 1919-1929'. Vertaald door W. Hansen
uitgeverij De Bezige Bij
368 blz., € 29,99

<i>Wie is Wolfram Eilenberger?</i>
Beeld DLA-Marbach, www.dla-marbach.de

Martin Heidegger

Martin Heidegger (Messkirch 1889-Freiburg 1976) was een honkvaste Duitse filosoof die graag in zijn berghut in het Zwarte Woud was. Toen hij in 1927 furore maakte met 'Sein und Zeit' had hij al een schare bewonderaars, onder wie Hannah Arendt. In 1933 liet hij zich in met het nazisme, waarvoor hij nooit schuld heeft betuigd. Toch is zijn denken van grote invloed geweest op twintigste-eeuwse denkers, onder wie de existentialist Jean-Paul Sartre, de deconstructivist Jacques Derrida en de joodse denker Levinas.

<i>Martin Heidegger</i>
Beeld RV

Ludwig Wittgenstein

Ludwig Wittgenstein (Wenen 1889-Cambridge 1951) kwam uit een zeer vermogende Oostenrijks-joodse familie. Met zijn 'Tractatus Logico-Philosophicus' (1921/1922), ontstaan aan het front, vestigde hij bij denkers als Bertrand Russell zijn naam als genie. Wittgensteins vragen over de relatie taal-denken-werkelijkheid inspireerden de Wiener Kreis en de analytische taalfilosofie. Wittgenstein stond zijn fortuin af aan zijn zusters en werkte onder meer als onderwijzer, tot hij in 1929 hoogleraar werd in Cambridge.

<i>Ludwig Wittgenstein</i>
Beeld RV

Walter Benjamin

Walter Benjamin (Berlijn 1892- Port-Bou 1940) valt als filosoof amper in een hokje te plaatsen. Hij schreef essays, kunstkritieken, memoires en filosofische verhandelingen, onder meer over film en fotografie. Beroemd werden onder meer 'Das Passagen-Werk' en 'Das Kunstwerk im Zeitalter seiner technischen Reproduzierbarkeit'. In 1933 vluchtte Benjamin - jood en communist - naar Parijs. In 1940 pleegde hij zelfmoord. Via zijn bewonderaar Theodor Adorno oefende hij grote invloed uit op de latere Frankfurter Schule.

<i>Walter Benjamin</i>
Beeld RV

Ernst Cassirer

Ernst Cassirer (Breslau 1874-New York 1945) was de eerste joodse rector van een Duitse universiteit. Zijn brede kennis van wetenschap en filosofie was legendarisch, net als zijn evenwichtige karakter. Cassirer was een groot kenner van Immanuel Kant en maakte indruk met zijn driedelige 'Philosophie der symbolischen Formen' (1923-1929). In 1933 ontvluchtte hij het Hitler-regime. In ballingschap schreef hij 'An Essay on Man' en 'The Myth of the State'. Zijn werk is van groot belang geweest voor de cultuurwetenschappen.

Lees ook:

Filosoof Arnold Ziegelaar: 'Dát er iets is, wordt nooit vanzelfsprekend'

Als student vroeg Arnold Ziegelaar zich al af wat de mens in de kosmos doet. Voor dat existentiële probleem is God geen oplossing, denkt de filosoof. 

Heidegger, de antisemiet met het grote licht

Was Martin Heidegger een groot filosoof met alleen maar een vlekje? Of is zijn hele denken doordrenkt van antisemitisme? Volgens filosoof Gerard Visser was Heidegger een antisemiet, maar geen racist.