Direct naar artikelinhoud
Interview

Hoe predikant Carel ter Linden ook niet-gelovigen wil bereiken

Carel ter Linden: ‘‘Heb uw naaste lief als uzelf’. Daarmee wordt niet bedoeld dat we onszelf moeten liefhebben. Essentie is, dat we moeten beseffen dat anderen net als wij zijn.’Beeld Inge van Mill

Ook met zijn nieuwe boek, waarin hij zeventig bijbelverhalen uitlegt, probeert predikant Carel ter Linden medemensen te bereiken die zich niet-gelovig noemen. ‘De verhalen moeten zo overkomen dat iedereen voelt: dit is niet van vroeger, dit is van nu.’

Licht verwonderd kijkt dominee Carel ter Linden op uit zijn nieuwe boek, dat net met de post is bezorgd. “Of ik met deze bijbelverhalen het land in ga? Maar ­natúúrlijk. Ik heb de eerste uitnodigingen ­alweer ontvangen en daar ga ik graag op in.”

Carel ter Linden is 84 en hij heeft een missie. In zijn studeerkamer staan naast de lichte zitbank, foto’s van zijn eigen familie én van de huwelijks-, doop- en rouwdiensten van de koninklijke familie die hij als dominee leidde. Boven de bank hangt een pentekening van de Haagse Kloosterkerk, waarvan hij twintig jaar geleden afscheid nam. De emeritus predikant gaat er nu nog één of twee keer per jaar voor. Niet vaker. Hij heeft geen gemeente meer, en een goede preek móet naar zijn idee gevoed worden door pastorale zorg, door gesprekken met mensen die scharnierpunten in hun leven aan de dominee toevertrouwen.

'God heeft mensen nodig'

In de boekenkast ligt, nog in plastic, een stapeltje exemplaren van zijn vorige boek, ‘Wat doe ik hier in Godsnaam’, uit 2013. Hij beschrijft daarin wat hij wel en wat hij niet (meer) gelooft. In zijn lange leven heeft de predikant afscheid genomen van het geloof in de almachtige God waarmee hij opgroeide. ‘God heeft mensen nodig’; dat inzicht was voor hem een openbaring.

Ter Linden: “Ik voel me thuis bij de vrijzinnigen, maar ik vind dat ik nog steeds heel orthodox ben, in de zin van recht in de leer. Ik meen dat ik er niet te veel naast zit met mijn uitleg van de Bijbel, ik volg vooraanstaande theologen, zoals Willem Barnard en Thomas Naastepad. Ik zie mezelf als middelaar tussen traditie en nieuwere inzichten. Je moet met tact met medegelovigen omgaan, maar tegelijk wil je nieuwe inzichten niet afhouden. Niet-gelovigen moeten ook geraakt worden en de verhalen kunnen begrijpen. Ze moeten zo overkomen dat iedereen voelt: dit is niet van vroeger, dit is van nu.”

In zijn lange leven heeft de predikant afscheid genomen van het geloof in de almachtige God waarmee hij opgroeide

Want dit is zijn missie, daarom vertelt hij in zijn nieuwe boek ‘Bijbelse miniaturen’ welke verborgen boodschap er zit in de zeventig bijbelverhalen die hij erin bespreekt: “In de Bijbel is de diepste wijsheid te vinden die ik mij denken kan. Die moet levend blijven. De Bijbel is niet het exclusieve bezit van de kerk, of van de synagoge. Het is een kostbaar erfgoed van een oud volk, Israël, dat voor ons allen ter beschikking ligt. Naarmate er minder mensen naar de kerk gaan, moeten we meer zorgen dat de verhalen hoorbaar blijven.”

Bijbelverhaal in drie minuten

Dat heeft Ter Linden letterlijk ­gedaan. De NCRV vroeg hem voor de wekelijkse radio-overdenking elke keer een bijbelverhaal uit te leggen. In drie minuten. Dat kun je niet menen, zei de theoloog nog tegen de redacteur, drie minuten. Maar ze meende het wel: drie minuten, 350 woorden. Ter Linden probeerde het met tien verhalen. Het lukte hem zich te beperken, en het werden er uiteindelijk zeventig. Op verzoek van de Arbeiderspers zijn die nu gebundeld.

Hij heeft de radiopreken licht ­bewerkt, dankzij zijn vrouw hebben ze titels en onderkoppen gekregen die al iets van de boodschap laten zien: Scheppen is scheiden, Een ander verstaan van de Bijbel. En: Grenzen aan de vrijheid, Adam en Eva. Of: Mijn naaste, De barmhartige Samaritaan.

Bijbelverhaal in drie minuten

Zijn vrouw zei ook tegen hem dat elk stuk ‘iets van een appèl’ moest hebben, een boodschap, een oproep – want geloven is volgens Ter Linden “dat de diepte, de betekenis van de verhalen van de Bijbel voor jou een inspiratiebron wordt én dat je ernaar handelt”. Daarom besluit hij zijn uitleg over de Samaritaan die een beroofde en gewonde man hielp als volgt: ‘De vraag wie onze naaste is, wil Jezus zeggen, is niet zo interessant. Interessanter is de vraag of u en ik als het erop aankomt zélf een naaste zullen zijn voor wie hulp nodig heeft.’

Eeuwige beginselen

Ook in dit verhaal wordt de betekenis van het christendom voor de moderne samenleving zichtbaar, meent de theoloog. “De Bijbel heeft onze cultuur in het westen diepgaand beïnvloed. Ook in het humanisme kun je de kern van het christelijk geloof terugvinden. Het besef van wat goed is en wat niet, wat ons mensen heilig moet zijn en wat wij hoog te houden hebben.

“Het gaat om menselijke waarden, eeuwige beginselen. We leren onze kinderen niet te liegen, niet te stelen, niet te doden, niet het huwelijk van een ander te ondermijnen. Die elementaire regels, die Mozes aan zijn volk gaf, heeft de mens in de loop van de geschiedenis ontdekt. We hebben ze zelf aan het leven afgelezen. Dat leidt tot een prachtig verhaal, van de Tien Geboden. Tien, dat vind ik zo mooi, kinderen kunnen ze precies op hun vingers natellen.”

God is in de Bijbel niet aan het woord, er zit altijd een schrijver tussen. Die laat God zeggen wat hij gelooft.
Carel ter Linden

God heeft die Tien Geboden in een rots geschreven, staat er in de Bijbel. Maar, zegt Ter Linden: “Dat is natuurlijk onzin, althans dat is zo niet gebeurd. Maar daarom is het wel een prachtig, diepzinnig verhaal. Die elementaire leefregels zijn onvergankelijk, ze zijn rots-vast, steen-goed. De hele verklaring van de rechten van de mens is niet denkbaar zonder deze ontdekkingsgeschiedenis.

“Je moet niet-gelovigen nageven dat de verhalen geen openbaring zijn van God. We hebben ze zelf ontdekt als een werkelijkheid die alle mensen aangaat en die onze samenleving toekomst geeft. Het zijn verhalen van trouw, van liefde, van rechtvaardigheid. Daar zijn ook ­onze wetten op gebaseerd.

'Het stáát er toch'

“God is in de Bijbel niet aan het woord, er zit altijd een schrijver tussen. Die laat God zeggen wat hij gelooft. Mijn grootmoeder zei altijd: jongen, het stáát er toch. Maar daar zijn we er niet mee. Martinus Nijhoff dichtte: lees maar, er staat niet wat er staat. Dat geldt voor een gedicht, dat geldt ook voor de Bijbel. Een mens moet af en toe verzitten, en om de Bijbel te begrijpen moet je even ‘verstaan’, een ander gezichtspunt innemen. Je moet altijd kijken: wie is hier aan het woord en tot wie richt hij zich.”

Hoewel allang met emeritaat, zet Ter Linden zich nog steeds vol overgave aan die exegese. Had hij een tweede leven, zegt hij, dan zou hij onmiddellijk weer dominee worden. Theologie is een vak, en hij houdt ervan. Hij heeft weinig op met schrijvers buiten de kring van theologen die met de Bijbel aan de slag gaan. “Er wordt ontzettend geklungeld”, zegt Ter Linden. “Je moet de oertaal kennen, de context. Daar heb je theologen voor nodig. Voor een blindedarm ga je ook naar de dokter, die haal je er niet zelf uit.”

De boodschap

Alleen al de selectie van de zeventig ­miniaturen vereist een grondige kennis van de Bijbel. Hij koos voor verhalen die toegankelijk zijn, die mensen een beetje kennen. Altijd is zijn uitgangspunt dat de teksten geen verslagen zijn, geen krantenartikelen. Ze zijn in zijn ogen ‘niet waargebeurd maar wel waar’ – ze draaien om de boodschap.

Hij verwacht dat doordat hij betwijfelt of de verhalen echt zijn gebeurd, zijn boek behoudende gelovigen ­minder aan zal spreken. De predikant denkt dat kritische gelovigen er juist mee geholpen zijn. En hij hoopt dat niet-gelovigen hun weerstand tegen kerk en geloof ‘een beetje dimmen’.

Egoïsme

Ter Linden: “Ik moet er niet aan denken dat we die verhalen kwijtraken. Er is genoeg in ons mensen gegroeid aan collectief geweten, aan wat goed is en niet goed. De Bijbel blijft daarop van ­invloed. Als die ons onverschillig gaat laten, dan worden we in het ergste ­geval de egoïst die we van nature zijn.

“Maar we hebben ook een andere kant. Barmhartigheid, ontferming, het besef dat anderen zo zijn als wij. Denk aan die prachtige zin uit de Bijbel: ‘Heb uw naaste lief als uzelf’. Daarmee wordt niet bedoeld dat we onszelf moeten liefhebben. Dat kunnen we niet zo goed. Essentie is, dat we moeten beseffen dat anderen net als wij zijn. Die notie is niet exclusief voor het christendom, die kun je ook elders vinden. Dit is waarin ik ben opgevoed, ik kan niet zonder. Maar ook andere godsdiensten kunnen bijdragen aan het gezamenlijke inzicht in wat deze wereld verder kan helpen.”

Met die boodschap trekt Ter Linden graag het land door, zoals hij ook talloze lezingen gaf over zijn vorige boek, in kerken, in boekhandels, cafés. Daarnaast geeft hij literaire concerten, waarbij hij voordraagt uit zijn dichtbundel ‘Om een zin’, afgewisseld met pianomuziek van Mirjam Karres.

In zijn Bijbelse miniaturen heeft hij ‘onnoemelijk veel’ weg moeten laten. Of hij dat niet jammer vindt? Jazeker. “Maar misschien komen die in een volgend boek”, zegt hij opgewekt. “Want het hoeft toch niet bij deze zeventig verhalen te blijven?”

Carel en Nico

Carels jongere broer Nico was ook dominee en schrijver. Hij schreef ‘Het verhaal gaat’, een hervertelling van de Bijbel in zes ­delen. Carel heeft deze ‘boeken met een ­geweldige ­inhoud’ er bij het schrijven van ‘Bijbelse miniaturen’ bewust niet bijgehaald. “Ik wilde niet voortdurend in de verleiding komen ­Nico te citeren.” Naast theologie studeerde de legerpredikant ook rechten. Hij was dominee in Hoogvliet en Oegstgeest. In Den Haag stond hij in de Kloosterkerk. Uit die tijd dateren de contacten met de koninklijke familie, die daar kerkte.