Direct naar artikelinhoud

Idealistische tropenartsen zijn er genoeg, maar het geld raakt op

Personeel van Artsen zonder Grenzen in Guinee presenteert de laatste bekende, en genezen, patiënt met ebola (2015).Beeld AFP

Voor de opleiding tot arts internationale gezondheidszorg, de opvolger van de tropenarts, is geen structurele financiering. Daardoor dreigt een belangrijke bijdrage aan de gezondheidszorg in Nederland en andere landen te verdwijnen.

Toen de 28-jarige Remco van Egmond door gangen en zalen van het ziekenhuis liep, merkte hij dat er een verschil was tussen hem en de andere artsen in opleiding. Door gebrek aan financiering zijn de begeleiding en de mogelijkheden om kennis en ervaring op te doen bij hem minder goed verzorgd dan bij de andere artsen in opleiding. En wat te denken van zijn eigen bijdrage? Collega-artsen die chirurg of gynaecoloog worden, hoefden niets te betalen voor hun opleiding. Van Egmond wel. Hij was voor zijn twee jaar en drie maanden durende opleiding tot arts internationale gezondheidszorg 10.000 euro kwijt.

Nu is dat niet de grootste bedreiging voor de toekomst van de opvolger van de tropenarts. "Deze opleidingsassistenten zijn erg gemotiveerd en zijn bereid hiervoor geld te betalen", zegt Van Egmond.

Kosten voor ziekenhuis

De bedreiging zit hem in de kosten voor de ziekenhuizen. Normaal krijgen zij van de overheid per opleidingsplek ongeveer 140.000 euro. Dat geld is nodig voor de salarissen van docenten en assistenten en het cursusmateriaal. Maar voor opleidingsplekken voor artsen internationale gezondheidszorg ontvangen zij niets. "Er zijn al ziekenhuizen gestopt met de opleiding en een aantal andere ziekenhuizen dreigt dat voorbeeld te volgen", zegt Matthijs Botman, plastisch chirurg en arts internationale gezondheidszorg in het VUmc.

Zie het als een veenbrand. Zonder financiering stoppen er steeds meer ziekenhuizen en dan houdt het op
Matthijs Botman, arts internationale gezondheidszorg in het VUmc.

Hij zag twee jaar geleden dat zijn vak gevaar liep en hoorde dat sommige mensen vragen stelden als: waarom zouden we artsen uitzenden? Is het niet beter om alleen daar artsen op te leiden?

Nou nee, vond Botman terwijl hij dacht aan het werk van hem bekende tropenartsen. Aan de arts die zich inzet om de hoge moedersterfte te verlagen in Namibië, aan een collega die helpt om chirurgische zorg bereikbaar te maken in een land getroffen door ebola en aan een arts in Congo-Brazzaville die traditionele genezers traint, zodat zij zelf betere gezondheidszorg kunnen leveren.

Dit vak, besloot hij samen met een groep collega's, is het waard om voor te vechten. Dat doen zij om te beginnen met het boek 'Into the World' over het werk van de artsen dat vorige maand is verschenen. Volgens Botman, ook samensteller van het boek, is er veel vraag naar, maar het besef dat er iets moet gebeuren om dit vak in stand te houden, blijkt lastig aan de man te brengen. Want is er een acuut probleem?

Het is niet zo dat de specialisatie morgen al verdwijnt, maar er moet snel iets veranderen, zegt Botman. "Zie het als een veenbrand. Het gevaar wordt niet voldoende onderkend, en zonder financiering stoppen er meer ziekenhuizen. Daarmee wordt de groep van opleidingsziekenhuizen te klein en houdt het op."

Koloniaal verleden

De oorsprong van de Nederlandse tropenarts ligt in het koloniale verleden. Eind jaren zestig wilden artsen in de voormalige koloniën - niet alleen in de Nederlandse - meehelpen aan verbetering van de gezondheidszorg. De training heeft altijd een bijzondere plek gehad binnen de medische opleidingen. Het is een opleiding waarvoor artsen kiezen aan het begin van hun loopbaan. Zij werken vaak een aantal jaar in ontwikkelingsgebieden met weinig middelen en vaak tegen lage vergoeding. Daarna volgen velen nog een andere specialisatie. Zij worden bijvoorbeeld gynaecoloog, kinderarts of huisarts. Botman zelf is plastisch chirurg en reist jaarlijks naar Tanzania om lokale chirurgen te trainen in brandwondenzorg.

Dat sommige ziekenhuizen niet langer willen meewerken aan de opleiding heeft te maken met hogere kwaliteitseisen zonder dat daar geld tegenover staat, zegt Botman. "De handicap is dat het vak eind jaren zestig ontstond uit idealisme van artsen", zegt Botman. "Zij zagen wat de tekorten waren in andere landen en hoe zij konden helpen. Zonder officiële status is er toen een opleiding ontstaan. Gedreven artsen hebben het vak sindsdien levend gehouden door jonge artsen tussen de gewone werkzaamheden door de kneepjes van het vak te leren. Met de tijd werden de eisen voor medische opleidingen strenger en ook de kwaliteit van de tropenopleiding moest omhoog."

Idealisme

Die kwaliteitsverbetering slaagde, want in 2012 werd de opleiding officieel erkend door de artsenfederatie KNMG. De tropenarts kreeg een nieuwe naam: arts internationale gezondheidszorg en tropengeneeskunde (AIGT). "Als je wordt erkend door de KNMG, dan is het bizar dat er geen geld komt terwijl dat er voor andere erkende opleidingen wel is. Dat geld is harder nodig dan ooit, omdat de vernieuwde en professionelere opleiding veel duurder is dan de oude. Komt er geen financiering, dan kalft de opleiding van arts internationale gezondheidszorg af en dreigt het op den duur te verdwijnen."

Het idealisme brandt nog altijd bij de nieuwe lichting. Er solliciteren veel artsen voor deze opleiding en daaruit worden er jaarlijks zo'n dertig geselecteerd. Van Egmond vertrekt volgende week maandag naar Zuid-Soedan voor een missie van Artsen zonder Grenzen. "Ik ga er zes maanden in een ziekenhuis werken, in een vluchtelingenkamp waar 120.000 mensen wonen. Dat is het laatste deel van mijn opleiding."

Meer dan avontuur

Ja, natuurlijk is avontuur een reden om te kiezen voor deze richting. Maar de hoofdreden is het niet. Van Egmond wil met geneeskunde iets bijdragen aan de wereldgezondheid, mensen opleiden en toegang bieden tot gezondheidszorg in gebieden waar dat niet gewoon is. Omdat hij met Artsen zonder Grenzen meegaat, krijgt hij een vergoeding. "Maar anderen krijgen dat niet. Die moeten dat óók zelf betalen en krijgen niet eens een stagevergoeding."

Het probleem bij de financiering van de opleiding is dat de vorige minister van volksgezondheid de aanvraag hiervoor in 2015 heeft afgekeurd. Voor haar was de bijdrage van de artsen voor de verzekerde zorg in Nederland te onduidelijk. Vandaar dat de Nederlandse Vereniging voor Tropische Geneeskunde en Internationale Gezondheidszorg (NVTG) nu de nationalistische kaart speelt.

Tropenartsen zijn goed voor Nederland, verkondigt de NVTG, want zij keren na hun werk in het buitenland met veel nuttige ervaring terug. Daarnaast heeft Nederland te maken met geïmporteerde infecties en ziekten uit zuidelijke landen, door verkeer van goederen bijvoorbeeld, of door reizen en migratie. Malaria, hepatitus A en B en buiktyfus zijn veel voorkomende importziekten. Nederland is dus gebaat bij artsen met een brede blik, die weten wat in welke cultuur gevoelig ligt en kennis hebben van uitheemse ziektebeelden.

Zelfredzame patiënt

Artsen als David Koetsier bijvoorbeeld. Na zijn tijd in Zambia vestigde hij zich als huisarts in Amsterdam-Noord. Wat kunnen we op een andere manier organiseren waardoor de gezondheidszorg beter werkt, hoe kunnen patiënten zelfredzamer worden, zo vroeg hij zich geregeld af in Zambia. Die vragen stelt hij zichzelf ook in het multiculturele Amsterdam-Noord. Uit de antwoorden ontstond onder meer een gezondheidscentrum waar omwonenden sneller naar binnen lopen dan bij de huisarts. Want veel klachten blijken niet medisch van aard, maar komen voort uit een gebrek aan beweging, ongezonde voeding en de weg niet weten in de Nederlandse samenleving. Koetsier denkt er daarnaast aan om bewoners zelf hun bloeddruk te laten testen bij de kapper of in de kerk, een idee uit de Keniase hoofdstad Nairobi.

En toch, al heeft Nederland baat bij de teruggekeerde tropenartsen, voor Botman voelt het 'een beetje kunstmatig' om alleen op het Nederlandse belang te hameren. "Nederland is geen eilandje dat je kunt afschermen van de wereld. De gezondheidsverschillen zijn enorm. Door samen te werken met lokale mensen, kunnen we daar iets aan doen. Neem ook het wereldwijde probleem van groeiende resistentie tegen antibiotica, waaraan in de toekomst meer mensen zullen overlijden dan aan kanker. Ziekte en gezondheid kennen geen grenzen. Dit soort problemen vraagt om wereldwijde samenwerking."

Zes miljoen per jaar

"Waar een wil is, is een weg en ook een wet", zegt Botman. Hij doelt op de Wet publieke gezondheid. "In de wet staat dat de minister de internationale samenwerking moet bevorderen om de publieke gezondheidszorg te verbeteren. Ik geef dus graag een advies voor een effectieve maatregel die de gezondheid bevordert. Steun onze unieke opleiding voor artsen met een breed internationaal perspectief."

En waar hebben we het nu over, vraagt toekomstig arts internationale gezondheidszorg Van Egmond zich af. "Over zes miljoen per jaar. Dat is het bedrag. Moet de opleiding daarop stuklopen?"

Geld kan het probleem niet zijn, denkt Van Egmond. Hij gelooft dat er bij de beleidsmakers onvoldoende besef is van de meerwaarde van het vak, juist ook voor Nederland.

In het buitenland zien ze dat wel, zegt Botman. Hij wijst op een artikel in het British Medical Journal waarin Richard Smith, de oud-hoofdredacteur, 'het unieke trainingsprogramma voor tropenartsen' prijst. Niet toevallig leverde Smith ook een bijdrage aan het boek 'Into the World' en is hij deel van de campagne van tropenartsen om hun beroep te redden.

Poten in de modder

"Buitenlanders zijn jaloers op de effectiviteit van onze opleiding. Het is geen vak dat je uit het boek leert. Onze artsen in opleiding gaan naar het buitenland en leren wat het betekent om daar arts te zijn, om niet alleen voor de gezondheid van patiënten te zorgen, maar ook de boekhouding te doen, de aanschaf van medicijnen en fondsenwerving. Met je poten in de modder leer je wat er nodig is voor goede zorg. En ze zijn daar de beste ambassadeurs die Nederland zich kan wensen."

Voor Van Egmond begint het avontuur in de Zuid-Soedanese modder over een week. "Na mijn stage van zes maanden ga ik verder kijken in het buitenland. Het maakt niet zoveel uit waar. Ik wil drie tot vijf jaar in het buitenland werken. Dan kun je kennis delen, maar ook zelf veel leren wat later van pas komt in mijn carrière. En ja, ook ik keer uiteindelijk terug."

Opleiding tot arts internationale geneeskunde (AIG)

- opleiding in het ziekenhuis

- 9 maanden chirurgie of kindergeneeskunde

- 9 maanden verloskunde en gynaecologie

- 3 maanden cursus bij Netherlands Course on Global Health and Tropical Medicine (NTC)

- 10 losse cursussen

- stage in het buitenland van ten minste 6 maanden

Lees ook: De tropenarts dreigt te verdwijnen