Direct naar artikelinhoud
Bubbelonië

Wie durft het woord ‘roeping’ nog te gebruiken?

Speciale dienst in de Bethelkerk, geleid door René de Reuver, voor de uitgeprocedeerde familie Tamrazyan.Beeld Inge van Mill

We trekken ons terug in onze veilige bubbel. Verliezen we het vermogen elkaar te begrijpen en te bereiken? In een serie columns reist journalist Peter Henk Steenhuis langs de grenzen van onze taal op zoek naar de grenzen van onze werelden. Vandaag: roeping en beroep.

“Er is in een geseculariseerde samenleving een zekere durf voor nodig om nog met enige ernst en voor eigen rekening het woord ‘roeping’ te gebruiken,” schrijft filosoof Cornelis Verhoeven in zijn magistrale boek ‘Dierbare woorden’. Verhoeven publiceerde zijn boek in 2002, en die vereiste durf is de afgelopen vijftien jaar zeker niet minder geworden.

Is met de teloorgang van het woord ‘roeping’ ook de innerlijke stem verstomt?

Voormalig Theoloog des Vaderlands, Janneke Stegeman, durfde het woord onlangs met enige ernst te gebruiken. In een discussie over de gereformeerd-vrijgemaakte kerk in Katwijk, die onderdak biedt aan een Armeens gezin dat uitzetting boven het hoofd hangt, noemde zij het ‘dapper’ en van ‘groot belang’ dat de Katwijkse kerk zich openstelt voor dit gezin. Stegeman: “Ik vind dat een christelijke houding. Je kan mensen uitdagen na te denken over hun roeping als christen. (…)”

Cornelis Verhoeven vraagt zich in zijn stukje over het dierbare woord ‘roeping’ af wie er roept. “De innerlijke roeping is de stem die iemand hoort of meent te horen, de uiterlijke roeping is het verzoek van een bevoegde instantie die de candidaten selecteert.” Met die innerlijke roeping, stelt Verhoeven, heeft het gezag het altijd lastig gehad. Dat blijkt ook nu met de verschillende vormen van kerkasiel, bijvoorbeeld in Katwijk en Den Haag: het zou de roeping van de christen zijn om zich te verzetten tegen het beleid van de overheid.

Zinvol

Buiten de kerkelijke wereld hoor je het woord ‘roeping’ zelden. Als het gaat over de zin of betekenis van  werk gebruikt een oudere onderwijzer of verpleger het woord nog af en toe, meestal in combinatie met ‘eigenlijk’, want die roeping moet onmiddellijk gerelativeerd worden.

Maar is met de teloorgang van het woord ‘roeping’ ook die innerlijke stem verstomt? In 2015 publiceerde Joris Luyendijk het boek ‘Dit kan niet waar zijn,’ waarin hij zijn ervaringen beschreef van gesprekken die hij voerde met ruim tweehonderd mensen die werken of tot voor kort werkten in The City, het financiële centrum van Europa in Londen. Zij noemen hun werk ‘soul-destroying’ . Laten zij hun ziel vernietigen omdat er enkel nog een expliciet beroep op hen gedaan wordt, of horen zij ook nog een innerlijke roep om iets anders? Luyendijk: ‘En bijna allemaal zeggen ze: dit is tijdelijk, straks ga ik een documentaire maken, een ngo beginnen, een zaak opzetten, een boek schrijven.’ Oftewel, iets doen wat ze wel waardevol of zinvol vinden.

In Trouw stelde Luyendijk dat de handelwijze van de bankiers niet uniek is. Luyendijk: ‘Ik kom in plaatsen als Oss en Terneuzen en Schagen, ik ontmoet heel gewone mensen, en die zeggen: in mijn ziekenhuis gaat het net zo, of op school, of in een bedrijf. De waarde van het werk wordt niet meer bepaald door het nut ervan, maar door de cijfermatige output.’ Anders gezegd: de financiële beloning bepaalt de waarde van een beroep, niet de maatschappelijke waardering.

Werkkring

Ik gebruikte net het woord ‘beroep’. Ik had daar eerst ‘baan’ staan. Beroep lijkt ook al ouderwets te worden, lijkt roeping achterna te gaan. De woorden hebben onmiskenbaar met elkaar te maken. De prachtige site Synoniemen.net citeert het Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen uit 1908 om het verschil te duiden:

Beroep — roeping. Beroep is de werkzaamheid van den mensch, waardoor hij in zijn levensonderhoud voorziet. Roeping is het werk, waartoe de mensch door aanleg en neiging als het ware geroepen wordt.

In het Woordenboek van de Nederlandse taal hebben de eerste vijf betekenissen van beroep betrekking op ‘de werkzaamheden, de bezigheden, waartoe iemand geroepen is, die hij heeft te vervullen’. Pas de zesde betekenis spreekt over een werkkring waartoe men behoort, terwijl dat voor ons nu de hoofdbetekenis is.

Misschien is het een idee jongeren eerst moed bij te brengen

Uit een onderzoek dat het Nederlandse detacherings-, werving- en selectiebureau Yacht een paar jaar geleden liet uitvoeren, blijkt dat maar liefst zestig procent van de jonge, hoogopgeleide werknemers binnen twee jaar hun nieuwe werkkring alweer verlaat, ondanks de uitstekende arbeidsvoorwaarden. Ze hebben behoefte aan iets anders. Volgens Yacht zijn ze op zoek naar ‘het goede gevoel’. Yacht rekende uit dat dit de ‘BV Nederland jaarlijks 1,4 miljard’ kost. Eric Fleurbaay, oprichter van BusinessWise, stelde in een reactie op dit onderzoek: ‘Er is een verschuiving van zelfverwerkelijking naar zingeving.’

Roeping

Voor deze jongeren moet een beroep blijkbaar meer zijn dan werkzaamheden waardoor men in zijn of haar levensonderhoud voorziet. Is het een gek idee om ‘dat goede gevoel’ waarnaar jonge werknemers op zoek zijn eerder in verband te brengen met ‘roeping’ dan met ‘beroep’ in de moderne betekenis van werkkring? Zou die zoektocht naar dat goede gevoel niet eerder een zoektocht naar die innerlijke stem zijn, die in het hedendaagse gekrakeel over prestatie, stress en flexibiliteit nog lastig is te verstaan?

Afgelopen jaren heb ik ministers, ambtenaren, schoolbestuurders, docenten en vele anderen horen praten over ‘brede vorming’ of Bildung op scholen. Zoals toenmalig minister van onderwijs Jet Bussemaker, die op 17 maart 2014 tijdens het symposium ‘Vaardigheden voor de toekomst’ een lans brak voor onderwijs dat ‘creatieve, competente rebellen’ moet voortbrengen. Maar op de vraag hoe we de leerlingen dan rebels, creatief en competent krijgen, volgt hooguit een vermoeden van een antwoord. 

Misschien is het een idee jongeren eerst moed bij te brengen, hen te leren ‘om voor eigen rekening’ een ouderwets woord als ‘roeping’ weer te durven gebruiken, zodat ze in staat worden een innerlijke stem te horen die hen vertelt wat zij waardevol vinden en wat niet, wat zinnig en wat onzin, wat rechtvaardig en wat niet. Zoals in de Haagse Bethelkerk, waar inmiddels meer dan 180 uur wordt gezongen en gepreekt voor een Armeens gezin dat uitgezet dreigt te worden. Dit vreedzame protest heeft een landelijke discussie doen ontstaan waar het gezag het knap lastig mee heeft. Wat je daar ook van mag vinden,  niemand zal ontkennen dat deze actie creatief is en rebels, en georganiseerd door zeer competente professionals.

In ‘Welkom in Bubbelonië’ neemt Peter Henk Steenhuis wekelijks woorden onder de loep. Volg het project via @bubbelonie op Twitter.  En lees hier al zijn eerdere columns terug.

Op 4 maart organiseert Welkom in Bubbelonië een dag over taal in het onderwijs. Trouw-lezers kunnen zich gratis inschrijven via trouw.nl/exclusief.

Lees ook:

‘Kerkasiel is als een noodventiel’

Een Katwijkse kerk geeft een Armeens gezin onderdak om te voorkomen dat het wordt uitgezet. Het Theologisch Elftal buigt zich over de vraag: Is dat een voorbeeld van typisch christelijk handelen? 

Dominee over kerkasiel: ‘Mijn eerste gedachte: dit gaat erg ver’

Meer dan 180 uur wordt er al gebeden gezongen en gepreekt in de Haagse Bethelkapel. De bijzondere vorm van kerkasiel krijgt steun van de Protestantse Kerk Nederland. Maar hoe denken predikanten en kerkleden erover? Trouw deed een rondgang.