Direct naar artikelinhoud
Essay

Gezakt voor het #MeToo-examen: de museumwereld

'Thérèse Dreaming' van Balthus.Beeld RV

De shockerende mannelijke blik waar #MeToo op wijst, is ook op menig schilderij te vinden. Kunsthistoricus Léon Hanssen opent het debat daarover.

#MeToo klopt aan bij de museumwereld. Ineens dringen zich lastige vragen op. Kan een kunstwerk getuigen van seksuele intimidatie? Hebben kunstenaars een machtspositie gehad waarin zij hun vaak minderjarige modellen in gênante posities konden afbeelden? Moeten wij onze blik scherpen voor schilderijen die, bij nader inzien, seksueel overschrijdend gedrag tonen? Krijgen Nederlandse musea hier misschien ook mee te maken?

Op thepetitionsite.com hebben ruim elfduizend mensen een petitie getekend om een schilderij van Balthus (1908-2001) uit het New Yorkse Metropolitan Museum te verwijderen, dan wel met een waarschuwing te exposeren. Initiatiefneemster Mia Merrill hekelt het feit dat het museum met trots een werk presenteert waarop een jong meisje als een seksueel object is voorgesteld. Zij noemt het werk grensoverschrijdend en verontrustend, zeker in het huidige klimaat van beschuldigingen van ontoelaatbaar seksueel gedrag.

Dat streepje wit van haar onderbroek maakt ons tot voyeurs

Suggestief portret

Het bewuste schilderij, ‘Thérèse Dreaming’ (1938), is een suggestief portret van een pre-puberend meisje met opgetrokken, gespreide benen op een stoel. Door de gekozen pose valt ons zicht op het streepje wit ondergoed tussen haar benen. Dit werk, luidt nu de klacht, maakt ons ongewild tot voyeurs in een peepshow waarin de seksualiteit van een meisje wordt geromantiseerd, onder het mom van artisticiteit.

De erotische ondertoon, daar is in de discussie nog niet op gewezen, wordt versterkt door een met zijn staart kwispelende kat aan de voeten van het meisje. Gulzig likt hij de melk uit een wit schoteltje op.

In onze cultuurgeschiedenis zijn er spoken die telkens opduiken. Hoe oud soms ook, kunnen ze vitaal genoeg zijn om ons het leven flink te verzieken en de toekomst te belemmeren. Willen we ze kwijtraken, dan moeten we ons rekenschap geven van hun bestaan. Mia Merrill snijdt terecht een heikel thema aan. Zij had op nog veel engere spoken bij Balthus kunnen wijzen, en trouwens niet alleen in het oeuvre van deze Pools-Franse kunstenaar. Want onze cultuur is ermee vergeven.

Balthus

Laten we ons beperken tot Balthus, een van de prominentste 20ste-eeuwse schilders. In 2014 wilde het Folkwang Museum in het Duitse Essen polaroids tentoonstellen die Balthus in de laatste tien jaar van zijn leven van een puberend meisje heeft geschoten. De foto’s tonen haar in een toenemende staat van ontkleding. Balthus was fysiek niet meer in staat te schilderen en wilde op deze manier zijn artisticiteit botvieren. De expositie zou door Essen worden overgenomen van de Gagosian Gallery uit New York, waar zij al tot enig debat had geleid vanwege het vermoedelijk pedofiele karakter van de foto’s. In Duitsland kreeg Hanno Rauterberg van weekblad Die Zeit er lucht van, en hij schreef een geruchtmakend artikel: Bilder des Begehrens (‘Beelden van begeerte’).

Daarin valt de term ‘kindermisbruik’, en Rauterberg stelt openlijk de vraag of je deze polaroids wel in het openbaar mag tonen. Op de schilderijen van Balthus verschijnen ook vroegrijpe meisjes in wulpse posen met stralend witte onderbroekjes. Maar daar is de voorstelling nog op een hoger artistiek plan gebracht. Hier staat de geilheid centraal. Conclusie van de Duitse journalist: de polaroids dienen ‘als documenten van een pedofiele begerigheid’ te worden begrepen.

Ze deed de kritiek op Balthus af als politiek correcte shit waar ze niks mee aankon

Het Folkwang Museum zwichtte voor het protest en schrapte de expositie. De discussie laaide weer op toen het Wiener Kunstforum in 2016 een Balthusexpositie aankondigde. Bij haar presentatie deed de directeur van het Kunstforum, Ingried Brugger, het debat volgens Der Kurier (20/2/2016) af als een geval van ‘politieke correctheid’, waarmee ze niet ‘waanzinnig veel beginnen’ kon. De ‘ongelooflijke shitstorm’ in de media kon haar niet van haar voornemen afbrengen. Balthus had weliswaar steeds erg jonge vrouwen als model gekozen, maar, zo luidde haar commentaar, ‘zijn modellen waren steeds ouder dan 16 jaar’.

Onanerende jonge vrouwen

Ze zette vervolgens Balthus af tegen de Oostenrijkse schilder Gustav Klimt. “Klimt tekende onanerende jonge vrouwen. In vergelijking daarmee zijn de schilderijen van Balthus onschuldig; hij toont de meisjes nooit als weerspiegeling van een werkelijkheid of bij seksuele handelingen. Bovendien is er heel vaak sprake van een ijzige onbewogenheid en isolatie. De figuren hebben niets met elkaar van doen. Zelfs een naakt van Titiaan is zinnenprikkelender.”

Tekst gaat verder onder de afbeelding

Gustav Klimt, 'Danaë', 1907Beeld RV

Het valt op hoe hier het ene kwaad met het andere wordt weggepraat: Klimt en Titiaan deden het ook, en waren nog veel erger. Wat nog meer in het oog springt is hoe slecht Brugger het werk van Balthus kent. Er is in diens oeuvre wel degelijk sprake van minderjarige meisjes en seksuele handelingen, bijvoorbeeld op het pornografische schilderij ‘Gitaarles’ uit 1934: een meisje dat over de knieën van haar gitaarlerares ligt, grijpt naar de tepel van de blote rechterborst van haar docent, terwijl de laatste op het punt staat met haar linker wijsvinger de eveneens ontblote vagina van haar pupil te doorpriemen. Of wijst zij slechts vol begeerte naar het nog schaamhaarloze geslacht? Minstens zo schokkend is de brute wijze waarmee de lerares het hoofd van het meisje aan twee krullende haarlokken beethoudt.

Nog opmerkelijker is ‘La rue’ (‘De straat’, uit 1933, Balthus was toen 25). Het grote werk toont een straatscène in de Parijse wijk Saint-Germain-des-Prés. De straat is bevolkt met tamelijk modern geklede mensen. Een man in het wit, wellicht een bouwarbeider of een schilder, loopt van rechts naar links door het beeld. Op zijn linkerschouder draagt hij een houten plank, waardoor zijn gezicht onzichtbaar blijft. Zijn optreden maakt een pantomimische indruk. Het stuk hout kan toch niet zo zwaar zijn dat hij het op zijn schouder moet nemen en met twee handen vasthouden?

Timmerman

Met enige kunsthistorische kennis en fantasie kun je hem zien als de timmerman die het kruis van Jezus heeft vervaardigd. In de Renaissance is deze man wel in witte kledij afgebeeld, terwijl hij Christus helpt met het slepen van het kruis. Toch is het schilderij van Balthus verder gespeend van knipogen naar de Bijbel.

De centrale scène van het doek vindt helemaal aan de rand plaats, in de linkerhoek van het werk. Een meisje wil wegrennen, maar wordt tegengehouden door een jongen met gesloten ogen, zijn rechterhand grijpt zich in haar schaamstreek vast. Balthus was zich ervan bewust dat het werk een ‘huiveringwekkend geheim’ bevatte, maar bagatelliseerde het in een brief aan zijn geliefde met de woorden: “De erotische groep in de linkerhoek: de jongen, die het kleine meisje probeert te verkrachten, heeft werkelijk niets obsceens - herinner je het malle kleine meisje dat, geconfronteerd met twee parende katten, uitriep: “Dag, katjes!”’

Zo onschuldig was de verkrachtingsscène allerminst. Twintig jaar na het ontstaan van het schilderij ontving Balthus van de eigenaar van het schilderij, de machtige Amerikaanse kunstverzamelaar James Thrall Soby, het verzoek het bewuste detail te corrigeren, dat wil zeggen te ont-erotiseren. Soby vreesde dat het doek een shockerende werking op de speelkameraadjes van zijn kinderen zou hebben. Het was een gelegenheidsargument: hij wilde het schilderij namelijk in het prestigieuze Museum of Modern Art tentoonstellen. Soby zag liever dat de jongen het meisje niet meer tussen de benen greep, maar dat zijn rechterhand keurig op haar buik lag. Balthus liet het werk naar Europa komen en schilderde over het, wat hij noemde, ‘aanstootgevende gebaar’ van de jongen een verpreutste versie heen. De bezoekers van het MoMA in New York die tegenover dit meesterwerk komen te staan, kijken dus naar een geretoucheerd schilderij waarachter een poging tot verkrachting schuilgaat. Doei, katjes!

Verdringingsmechanisme

Het is de letterlijkste variant van een verdringingsmechanisme. Je gaat een paar keer met een kwast over het kwaad heen alsof het nooit heeft bestaan. Maar het verleden laat zich niet wegmoffelen. Spoken steken de kop op als je het niet verwacht. Wie de geesten ooit bezworen dacht te hebben, blijft voorgoed aan hun macht onderworpen. 

Een mensenleven na het ontstaan van het doek beroert dat ‘aanstootgevende gebaar’ weer de gemoederen - niet alleen bij Balthus. Door de Harvey Weinstein-affaire en de aansluitende #MeToo-campagne heeft de kwestie inmiddels een explosieve lading gekregen.

Was de kunst altijd speelterrein van oude geile bokken?

Dat de wereld van de schone kunsten er nog grotendeels van gespaard is gebleven, is vreemd. Wie neemt het eindelijk op voor het schildersmodel, vereeuwigd op het doek, maar misbruikt in de praktijk? Bladerend door een overzicht van onze kunstgeschiedenis, kun je gemakkelijk de indruk krijgen dat die geschiedenis altijd het speelterrein was van een stel oude geile bokken. Kennelijk is er een schoonheidsleer ontwikkeld die volledig is afgestemd op hun male gaze, hun mannelijke ‘shockerende’ blik, en zijn we deze esthetica van lieverlee met zijn allen als de enig ware gaan beschouwen.

Hebzuchtige begeerte

In zijn baanbrekende boek ‘Ways of Seeing’ (vertaald als ‘Anders zien’) toonde John Berger dat de westerse schilderkunst sinds heugenis is beheerst door de ‘hebzuchtige begeerte’, waarmee de schilder zich meester heeft gemaakt van zijn veelal vrouwelijke modellen. Zowel het model als de kijker heeft deze blik verinnerlijkt, vergelijkbaar met de gewilligheid waarmee de slaaf zich dienstbaar maakt aan zijn kolonisator.

Tekst gaat verder onder de afbeelding

Egon Schiele, 'Meisje met groene kousen', 1914Beeld RV

Aan het honderdste sterfjaar van Egon Schiele (1890-1918) besteden veel tentoonstellingen aandacht. Hij zag zichzelf als slachtoffer van een bekrompen maatschappij. Schiele geldt als een martelaar van de moderne kunst; zijn naakten in aanstootgevende poses zijn topstukken die astronomische bedragen opleveren. Maar hij zat wel drie weken vast voor seks met een minderjarig meisje en werd veroordeeld voor zijn onzedelijke tekeningen.

De Frankfurter Rundschau confronteerde in 2017 de directeur van een museum waar ‘Meisje met groene kousen’ te zien was, met de opmerking dat het meisje van achteren genomen wordt, zonder een aanwezige man. De directeur deed dit af als een ‘seksuele fantasie’ van de journalist.

Breitner kon niet van die meisjes afblijven

Voorbeelden te over

Ook de Nederlandse kunstgeschiedenis biedt voorbeelden te over van de schokkende mannelijke blik. Denk alleen aan de schilderijen en foto’s waarop Breitner - die moeilijk van zijn modellen af kon blijven - het piepjonge, straatarme naaistertje Geesje Kwak in allerlei suggestieve poses heeft vereeuwigd die doen denken aan een odalisk, een slavin in de harem van de sultan. De manier waarop Kwak in haar kimono is ingesnoerd en haar machteloze blik roepen een indruk op van bondage.

Tekst gaat verder onder de afbeelding

George Hendrik Breitner, 'Meisje in rode kimono' (Geesje Kwak), 1895-1896Beeld TR Beeld

De vernederende toon waarop de kunstenaars van Tachtig over hun modellen spraken en de vanzelfsprekendheid waarmee zij hun seksuele lusten op deze vrouwen uitleefden is ronduit walgelijk.

Schilderskunst verrijkt

“Die [geringschattende, LH] kijk op de vrouw heeft de schilderkunst verrijkt. Door haar voor te stellen als een dierlijk en daarmee ook seksueel wezen was de weg open voor een herintroductie van het naakt”, aldus de catalogus bij de tentoonstelling ‘Rumoer in de stad. De schilders van Tachtig’ in het Haags Gemeentemuseum van verleden jaar.

Dat is een excuus dat niet kan: dat kunstenaars gelukkig weer naakten gingen produceren. Het is dezelfde goedpraterij als waarmee de Weense museumdirecteur Brugger de schilderijen van Balthus van elke twijfel vrijsprak.

Anders zien

Het wordt tijd voor een ‘Anders zien’ in de kunstgeschiedenis. Ik wil bepaalde kunst niet uit de musea bannen, laat staan kunstenaars voor het gerecht slepen. Daar is de cultuur zelden of nooit mee geholpen geweest. Maar het kan geen kwaad onze kunstgeschiedenis op gezette tijden kritisch tegen het licht te houden.

Het is tijd voor een #MeToo ook in de museumzaal, om ons culturele geheugen te resetten. Zo maken we ruimte voor vormen van schoonheid die nog nooit geschitterd hebben. Van spoken kan men zich alleen bevrijden door ze resoluut in het licht te plaatsen. 

Cultuurhistoricus Léon Hanssen (1955) is verbonden aan Tilburg School of Humanities and Digital Sciences. Hij schreef dit essay als fellow aan het Weense Internationales For- schungszentrum Kulturwissenschaften.