Direct naar artikelinhoud
Interview

Moslimfilantroop Tariq Cheema bouwt aan een netwerk van goede doelen

Tariq Cheema.Beeld Martijn Gijsbertsen

Moslims geven veel aan goede doelen, maar ze vragen zich te weinig af of dat wel werkt, vindt filantroop Tariq Cheema. Dat kan beter, en als moslims en niet-moslims goed gaan samenwerken kan het zelfs nog professioneler. ‘Een vredestichtende maffia, zou dat niet mooi zijn?’

Stoppen christenen vanuit de traditionele kerstgedachte deze dagen wat extra geld in de collectebus, moslims doen dat doorgaans rond ramadan. Wereldwijd zamelen zij ruim 200 miljard dollar per jaar in voor het goede doel. Dat geld kan veel efficiënter worden ingezet, stelt de Pakistaanse filantroop Tariq Cheema. Zelf rijk geworden in de textiel helpt Cheema met zijn netwerk voor moslimfilantropen ‘collega's‘ om op een duurzamere en meer strategische manier te investeren in goede doelen. De boodschap dat filantropie meer is dan geld geven na een ramp verkondigt hij ook wereldwijd op conferenties. Onlangs nog in Nederland, waar hij was uitgenodigd door ontwikkelingsorganisatie Spark. In een Amsterdams hotel vertelt hij hoe filantropie hem eigenlijk met de paplepel is ingegoten. 

Als veertienjarige jongen mocht Cheema in het weekend met zijn vader, die arts was, mee op pad. Samen trokken ze naar de buitenwijk van de Pakistaanse stad Hafizabad, waar ze destijds woonden. Tientallen Afghaanse families, gevlucht na de Russische inval in 1979, bivakkeerden er in geïmproviseerde kampen. “Mijn vader trok van tent naar tent om gratis zijn diensten als arts aan te bieden. Ik kreeg een inkijkje in het leven van vluchtelingen en zag tegelijkertijd hoe je een verschil kunt maken. Een les die mij de rest van mijn leven is bijgebleven.” Cheema trad in de voetsporen van zijn vader en ging geneeskunde studeren. Tegelijkertijd ontdekte hij het plezier van ondernemen. Al tijdens zijn studie zette hij zijn eerste bedrijf in de export van textiel op. Hij vestigde zich in Chicago waar hij een succesvolle carrière als zakenman combineerde met vrijwilligerswerk als arts. Hij reisde van een aardbeving in Turkije naar een tsunami in Sri Lanka om gratis medische hulp te geven. Tot 11 september 2001 toen twee vliegtuigen zich in de Twintowers boorden.

Hoe veranderde uw werk vanaf die dag?

“Voor 11 september had ik mijzelf nooit gezien als een moslimhulpverlener of een moslimdonor. Ik voelde mij een Amerikaanse burger van Pakistaanse afkomst, gewoon een mens met universele waarden. Ik werkte al mijn hele leven als hulpverlener maar nu was ik niet welkom om te helpen omdat ook ik als moslim werd beschuldigd. Opeens moest ik mij verantwoorden. Als ik bijvoorbeeld een bepaalde hulporganisatie een paar duizend dollar had geschonken werd ik gebeld waarom ik dat bedrag over had gemaakt. Dat was nooit eerder gebeurd.”

Wat deed dat wantrouwen met u?

“Ik voelde dat ik op twee manieren kon reageren. Ik kon stoppen met geld geven en wachten op betere tijden. Of ik kon iets doen aan het negatieve imago rondom het geefgedrag van moslims, laten zien dat zij zeker niet onderdoen voor andere groepen als het om liefdadigheid gaat. Ruwweg een kwart van de wereldbevolking bestaat uit moslims. Samen geven zij minstens 200 miljard dollar per jaar aan goede doelen uit. Maar toen ik mij in die giften begon te verdiepen zag ik dat die over het algemeen heel spontaan en niet op een strategische of professionele manier worden gedaan. Ik realiseerde mij dat het negatieve imago niet de grootste uitdaging was. Er was ‘thuis’ veel meer werk aan de winkel dan daarbuiten. Daarom heb ik het een netwerk voor moslimfilantropen (het World Congress of Muslim Philantropists) opgericht. Want als het om liefdadigheid gaat lopen moslims misschien wel voorop in de wereld maar op het gebied van filantropie waarbij ook strategie en duurzaamheid om de hoek komen kijken kunnen wij nog veel leren van geeftradities in het Westen.”

Wat dan?

“Bijvoorbeeld hoe grote fondsen werken, hoe je transparantie kunt verzekeren door jaarverslagen te maken. De manier waarop er met schenkingen wordt omgegaan, de rekenschap die afgelegd moet worden over de besteding van het geld. Moslims trekken snel hun portemonnee bij een ramp of oorlog, maar bijvoorbeeld niet voor de bestrijding van corruptie of voor vrouwenrechten. Ze denken minder na over hoe de oorzaken van een probleem aangepakt kunnen worden of over mogelijke duurzame oplossingen op lange termijn. Met deze manier van geven creëer je ook afhankelijkheid. Zo zijn veel mensen er aan gewend geraakt om rond de ramadanmaand geld te krijgen.”

Hoe verklaart u dat verschil in geefgedrag?

“In de Koran staat dat je linkerhand niet hoeft te weten wat je met je rechterhand geeft. Dat betekent met zoveel woorden dat je geven in het geheim moet doen. Hierover bestaan veel misverstanden. Stilte rondom een gift is vooral bedoeld om de waardigheid van de ontvanger, die zich in een wanhopige situatie bevindt, te bewaken. Het is niet de bedoeling dat je de hele wereld laat weten wie je hebt geholpen. Maar dan kun je nog wel kritisch kijken wat er met je gift is gebeurd. Die cultuur van stilte moet doorbroken worden.”

Op wat voor manier?

“Door de traditie van het geloof te verweven met een moderne manier van werken. Kijken hoe we die miljarden dollars die jaarlijks bij elkaar worden gebracht als een soort katalysator kunnen laten werken voor sociale verandering. Door dat geld bijvoorbeeld meer te investeren in de volgende generatie. In onderwijs, gezondheidszorg, bewustzijn creëren over het klimaat, het promoten van kunst en ga zo maar door. Ik geloof dat je elke cent die je als moslim niet zelf nodig hebt moet je gebruiken om anderen te helpen. Maar die investering moet je net zo goed in de gaten houden als het geld dat je in je eigen bedrijf stopt. Ik heb mij er over verbaasd hoe succesvolle moslims die hun miljardenbedrijven op een heel moderne manier leiden zo achterliepen als het gaat om hun geefgedrag. Er bijvoorbeeld niet op letten of hun geld niet in verkeerde handen terechtkomt, of het geld wel echt verandering tot stand brengt. Om hen daarbij te helpen hebben we met het netwerk een soort kamer van koophandel voor donoren (Global Donors Forum) opgericht. Om betrokkenheid en onderlinge samenwerking te stimuleren.”

Uw netwerk is gericht op moslimfilantropen. Is het niet beter om ook samen te werken met filantropen met andere geloven of die uit een andere traditie voortkomen?

“Dat gebeurt ook steeds meer. Hier in Nederland was ik bijvoorbeeld bij een vergadering waar we met verschillende partijen hebben gepraat over het creëren van banen en onderwijs in het Midden-Oosten. Daar schoven onder andere mensen van de Islamitische ontwikkelingsbank, maar ook de Afrikaanse ontwikkelingsbank, het Ikeafonds en jullie loterijfonds bij aan. Dat zijn allemaal beginnetjes van samenwerking. Ik denk dat we in dat opzicht wat kunnen leren van de wereldwijde drugsmafia, een goed en slecht voorbeeld tegelijk. Daar werken moslims, christenen, joden, zwarte, witte mensen allemaal heel goed samen. Ze krijgen het voor elkaar met een mix aan mensen een wereldwijd imperium te runnen. Zou het niet mooi zijn als we een vredesstichtende ‘maffia’ kunnen creëren die net zo professioneel te werk gaat als de drugsmaffia?”

De afkomst van de gevers doet er dus steeds minder toe voor samenwerking, maar hoe zit dat met de ontvangers? Geven moslimdonoren vooral aan moslims?

De Koran maakt als het gaat om onderdrukten of mensen die honger hebben geen onderscheid tussen moslims of christenen. Toch zie je in de praktijk dat moslimdonoren zich wel vooral focussen op hulp aan moslimlanden. Daarbij moet je ook bedenken dat het merendeel van de rampen en geopolitieke conflicten in de moslimwereld plaatsvindt.
Toch zie ik ook op dit punt een verandering in geefgedrag. Zo zijn we nu bezig met het ontwikkelen van een fonds, dat voor 100 procent door moslimdonoren wordt gefinancierd en dat voedselzekerheid moet bevorderen. We zijn met een proef in vijf landen begonnen. Daar zitten ook niet-moslimlanden als Kenia, Ghana en Ethiopië bij. Ik zou graag zien dat moslims ook zichtbaarder zijn op plekken waar mensen in de problemen zijn die niet per se moslim zijn.”

U keerde een paar jaar geleden vanuit de VS terug naar Pakistan. Waarom?

“In de praktijk leef ik een beetje in twee landen tegelijk, maar de laatste tijd ben ik meer in Pakistan. Ik besefte een paar jaar geleden dat ik in mijn geboorteland eigenlijk nog niets had gedaan terwijl ik in andere landen al best wat projecten had gerealiseerd. Ik was toen zo’n 30 jaar weg, ik ben al op mijn 18de vertrokken. Ik kwam er achter dat miljoenen Pakistaanse kinderen niet naar school gaan. Ik leid nu een project van allerlei verschillende organisaties om binnen twee jaar tijd een miljoen kinderen in de schoolbanken te krijgen. En net zoals mijn vader mij vroeger meenam, leid ik nu mijn dochter rond. Dat kan mijn bescheiden bijdrage zijn voor het land waar ik ben geboren en opgegroeid.”

Moslimdonaties

Zakaat is een van de vijf zuilen waarop de islam rust. Volgens de islam zijn moslims die het zich kunnen veroorloven verplicht om jaarlijks 2,5 procent van hun vermogen te schenken aan het goede doel. Wereldwijd levert dat naar schatting jaarlijks minstens 200 miljard dollar op.

Sadaqa is ook een vorm van liefdadigheid, maar is niet verplicht. Sadaqa kan worden gegeven in materiële vorm als een geldschenking, maar ook immaterieel door bijvoorbeeld vrijwilligerswerk te doen. Sadaqa wordt in stilte gegeven om de ontvanger niet in verlegenheid te brengen.

Taqaful gaat om solidariteit met mensen in nood. Het is een islamitische verzekering waarbij deelnemers geld doneren om leden te kunnen helpen als hen iets overkomt. Het is gebaseerd op het idee dat individuen de verantwoordelijkheid hebben om elkaar te helpen.

Wie is Tariq Cheema?

Tariq Cheema is de oprichter van het World Congress of Muslim Philantropists, een netwerk dat donoren bij elkaar brengt om ideeën uit te wisselen en ervoor te zorgen dat investeringen in goede doelen effect op de lange termijn hebben. Ook is hij betrokken bij de oprichting van het Global Donor Forum en de Academy of Philantrophy.

Opgeleid tot arts in Istanbul vertrok hij in de jaren negentig naar de Verendigde Staten. Daar werd hij een succesvol ondernemer en combineerde hij het bedrijfsleven met vrijwilligerswerk. Als arts reisde hij naar rampgebieden om hulp te verlenen. Na dertig jaar in de VS te hebben gewoond vestigde hij zich een paar jaar geleden gedeeltelijk in Pakistan, waar hij het Million Kids to School Program leidt. 

Lees ook:

Gun filantropen meer invloed

De homo economicus verliest zijn geloofwaardigheid. Laten we daarvan profiteren en vrijwillige bijdragen aan goede zaken stimuleren, zegt Gabriël van den Brink.