Direct naar artikelinhoud
TIEN GEBODEN

Shirin Musa vertikt het om naar Mekka te gaan: ‘Ik eer God al elke dag’

Shirin Musa (Quetta, Pakistan, 1977).Beeld Mark Kohn

Arjan Visser interviewt iedere twee weken iemand aan de hand van de Tien Geboden. Deze week spreekt hij Shirin Musa (Quetta, Pakistan, 1977), oprichter en directeur van vrouwenrechtenorganisatie Femmes for Freedom. Ze werd deze week door het feministisch magazine Opzij uitgeroepen tot de meest invloedrijke ‘non-profitvrouw’ van Nederland.

I Gij zult geen andere goden voor mijn aangezicht hebben

“Op een dag vroeg mijn juffrouw op de basisschool: ‘Wie van jullie is gelovig?’ Ik stak m’n hand op. ‘En waar geloof je dan in, Shirin?’ Ik geloof in God, zei ik. ‘Nee,’ zei ze, ‘dat klopt niet. Jij gelooft in Allah.’ Ik begreep er niks van. Ik ­gebruikte het woord Allah wel in gebeden, maar voor mij was God gewoon God. Of eigenlijk Khuda, het Perzische woord voor God. Khuda spreek je uit als goeda. God staat voor mij nog steeds ­gelijk aan goed.”

II Gij zult u geen gesneden beeld ­maken noch enige gestalte van wat boven in de hemel, noch van wat beneden op de aarde, noch van wat in de ­wateren onder de aarde is

“Ik heb een beeld van Vrouwe Justitia, maar ik vereer het niet. Het roept vooral een gevoel bij me op; God en gerechtigheid, de eerste twee zuilen van het sjiitisch geloof, zijn bepalend in mijn leven. Zo hebben ook de andere beelden in mijn huis een betekenis. Daar hangt een reproductie van ‘Die drei Lebens­alter der Frau’ van Gustav Klimt. Ik had dezelfde krullen als het kind en mijn moeder stak ook altijd bloemetjes in haar haar – ja, op die manier hou ik het verleden misschien wel een beetje vast. Foto’s, bloemen, de televisie of de radio die zachtjes aanstaat: het is ook gewoon gezelschap. Ik ben uit huis getrouwd, scheidde en kwam alleen te wonen. Daar heb ik erg aan moeten wennen. Vooral als er grote aardverschuivingen in mijn leven plaatsvinden, valt het alleen wonen me nog weleens zwaar. Ik denk dat ik die beelden nodig heb om te kunnen blijven functioneren.”

God en gerechtigheid zijn ­bepalend in mijn leven

III Gij zult de naam van de Here, uw God, niet ijdel gebruiken

“Als jij er behoefte aan hebt om de profeet te beledigen of mijn geloof in God belachelijk te maken, dan ga je je gang maar. Ik word er eerlijk gezegd wel een beetje gek van dat ik me dáár steeds over moet uitspreken. Veel traditionele moslims houden zich bezig met de verhouding tussen God en mens, maar de boodschap die ik van huis uit heb meegekregen is dat voor God de relatie van mens tot mens juist het allerbelangrijkst is. Ik wil altijd met iedereen in gesprek blijven, geen onderscheid maken in sekse, etniciteit, politieke voorkeur of religie. Verschillende mensen en invalshoeken verrijken mijn leven. Ook niet-geloven is een recht. Een overtuigd atheïst kan er net zo goed naar streven om het goede te doen; dat is niet het monopolie van gelovigen.”

IV Gedenk de sabbatdag, dat gij die heiligt, zes dagen zult gij arbeiden en al uw werk doen; maar de zevende dag is de sabbat van de Here uw God, dan zult gij geen werk doen

“Dit zal me door geloofsgenoten niet in dank worden afgenomen, maar ik werk eigenlijk altijd door, ook op islamitische feestdagen. Ik kan moeilijk de tent sluiten voor hulpzoekenden en politieke en maatschappelijke ontwikkelingen. Met Kerst, als iedereen vrij is, ben ik bij vrienden en familie en voor één feestdag maak ik zelf een uitzondering: tijdens Asjoera, de tiende van de islamitische maand Muharram, sta ik er bij stil dat Hoessein, de kleinzoon van de profeet Mohammed, in 680 samen 72 metgezellen door het leger van de Omajjadische kalief Yazid I werd vermoord. Het geld dat ik op die dag verdiend zou hebben, geef ik aan een goed doel.”

V Eer uw vader en uw moeder

V Eer uw vader en uw moeder
Beeld Mark Kohn

“Mijn ouders kregen zeven kinderen. Ik ben nummer twee. De tweede dochter: daar werd weinig van verwacht. In patriarchale gemeenschappen waren jongens nu eenmaal gewilder, vooral vanwege het doorgeven van de familienaam. Mijn broertjes kregen ook allemaal een islamitische voornaam; dat vond ik als kind zó onrechtvaardig. Shirin betekent lief, zoet en aardig. Meisjes waren, volgens mijn vader, ook emotioneler. Daarom mochten we bijvoorbeeld niet mee naar begrafenissen. Wij zouden tijdens zo’n plechtigheid waarschijnlijk toch alleen maar hysterisch worden. Ik had daar heftige discussies met hem over. ‘Toen jouw broer overleed, was je toch óók heel verdrietig?’ Overigens was hij het wel met me eens dat jongens en meisjes in steeds meer opzichten hetzelfde konden bereiken. Hij wees me regelmatig op vrouwen zoals Benazir Bhutto, Indira ­Gandhi en Margaret Thatcher en zei: ‘Zie je? Het hoogste ambt is óók voor vrouwen weggelegd.’ Mijn moeder was, als dochter van een imam, veel traditioneler ingesteld. ‘Meisjes trouwen en zorgen voor het huishouden’, zei ze. Ik denk dat zij het ook niet zo erg vond dat ik, als enige van haar kinderen, de mavo ging doen. Ik schaamde me daar enorm voor.

Liegen? Nee. Dat doe ik alleen als je me vraagt: ‘Shirin, hoe gaat het met je?

“Ik was een laatbloeier, had geen idee welke kant ik op moest gaan. Mijn vader wilde graag dat ik exacte vakken zou kiezen. Als arts of architecte zou ik straks, als we eenmaal weer naar Pakistan waren teruggekeerd, niet middenin die onveilige mannenmaatschappij komen te staan. Ik begon me echter steeds meer voor de alfavakken te interesseren, ging daardoor met sprongen vooruit en bedacht dat ik het liefst rechten zou gaan studeren. Toen ik dat aan mijn vader vertelde, schrok hij zichtbaar. Volgens hem zou ik in een Pakistaanse rechtbank alleen maar met ‘tuig’ te maken krijgen. Ik had daar zelf een keer een proces bijgewoond en gezien hoe verdachten met kettingen aan enkels en polsen de rechtszaal werden binnengebracht, dus ik begreep wel waar zijn zorgen vandaan kwamen, maar ik wist hem er gelukkig van te overtuigen dat ik in Nederland – waar ik uiteindelijk toch zou blijven wonen – heel ándere cliënten zou bijstaan en dat rechten een brede studie, met veel mogelijkheden, is. 

“Mijn ouders hebben een enorm emancipatieproces doorgemaakt. Vooral mijn moeder. Ze heeft een goed huwelijk en kon zich bij een scheiding absoluut niets voorstellen tot het mij, haar dochter, overkwam en ze leerde begrijpen wat de impact ervan op iemands leven kon zijn. Ze zag hoe ik niet verloren ging zonder man, hoe ik zelfstandig in de maatschappij bleek te kunnen functioneren en prima voor mezelf kon zorgen. Die zelfredzaamheid van mij heeft haar enorm trots gemaakt. Ik ben nog steeds het meisje van toen, ik voer in zekere zin dezelfde strijd, maar het verschil met vroeger is dat ik de verhitte discussies die ik destijds met mijn vader had, nu in het maatschappelijk debat voer. Ook voel ik me nu wel degelijk door mijn ouders gehoord en begrepen. Ze zijn me heel erg dierbaar, ik ben er voor ze – ook al ben ik misschien niet hun makkelijkste kind. Ze maken zich continu zorgen over me, vanwege mijn werk, maar ook omdat ik alleen woon. Sinds ik een keer ben gevallen – ik gleed op mijn pantykousjes van de trap en lag, toen ik bijkwam, in een plas bloed – bellen ze me zeer regelmatig. Ook op mijn werk. Mijn collega’s zijn er inmiddels aan gewend. Bovendien ben ik ook bezorgd over hén. Ze worden ouder, zijn fysiek niet meer zo fit. Ik check met mijn broer en zus, de laatste twee inwonende kinderen, of de hulpvoorzieningen goed geregeld zijn en breng, als ik thuis ben, een beetje leven in de brouwerij. Nee, mijn zorgen deel ik nooit met hen; ik wil een sterke, vrolijke dochter zijn.”

VI Gij zult niet doodslaan

“Mijn familie behoort tot het Hazara-volk, een etnische en religieuze minderheid in Pakistan en Afghanistan. Je zou de Hazara’s de Joden van Centraal Azië kunnen noemen, in die zin dat ze ook eeuwenlang zijn vervolgd, onderdrukt en vermoord. Elk jaar weer zijn in bijna elke familie slachtoffers van terreuraanslagen te betreuren. Een foto van mijn levenloze neefje circuleerde lang op Facebook, een andere neef vocht in het Pakistaanse leger, werd gevangengenomen door de Taliban, verminkt en om het leven gebracht. Begin 2013, net nadat ik de Aletta van Nu-prijs had gekregen, werden in mijn geboorteplaats Quetta verschillende aanslagen gepleegd waarbij tientallen mensen omkwamen. Mijn ouders waren in die tijd, ­samen met een van mijn zussen in ­Pakistan. Ze hebben familieleden van gewonde en overleden kennissen geholpen en meegedaan aan een sit-in; de Hazara’s van Quetta weigerden hun doden te begraven zo lang ze niet tegen de aanslagen beschermd zouden worden. Het Pakistaanse leger kwam na vier dagen aan de eisen tegemoet. Sindsdien is de Hazara-wijk een militaire compound geworden. Het ontroert me als ik eraan denk hoe onderdrukking die mensen ook kracht en waardigheid weet te geven – en het zijn niet alleen de Hazara’s die lijden, ook de Ahmadi-moslims en vooral de christenen in Pakistan hebben het zwaar te verduren. Het enige wat ik kan doen is optimistisch blijven... Misschien is het verhaal van Asia Bibi, de christin voor wie de doodstraf dreigde omdat ze de profeet Mohammed zou hebben beledigd, een hoopvol voorbeeld. Ze werd in november, na acht jaar gevangenisstraf, vrijgesproken. Door de moslimrechters van het hooggerechtshof.”

VII Gij zult niet echtbreken

“Was het liefde? Mán, wat een lastige vraag. Ik dacht toen dat hij de man van mijn leven was, ja, maar ik vond mezelf als vierentwintigjarige ook stokoud. Ik had vriendinnen die al op hun veertiende, zestiende en zeventiende getrouwd waren. Hij was dan wel een moslim, maar niet van dezelfde stroming – mijn ouders vertrouwden hem niet. Daarom zijn we stiekem getrouwd. In 2002 trouwden we voor de wet, drie jaar later volgde de islamitische bruiloft. Toen het misliep tussen ons, hield ik dat voor mijn ouders verborgen. Zelfs toen hij bij me wegging, bleef ik zwijgen. Later hebben mijn ouders gezegd: ‘Was toch naar ons gekomen! Je blijft altijd ons kind.’ Dat vond ik mooi. Het gaf me ook kracht tijdens de vechtscheiding die volgde. Ik ben in Nederland de eerste vrouw die een islamitische scheiding bij de rechtbank wist af te dwingen; ik ben dus zeker geen slachtoffer, maar eerder iemand die sterker uit de strijd is gekomen. Ik heb mezelf bevrijd.”

VIII Gij zult niet stelen

“Ik heb nog nooit gestolen. Daar heb ik geen gebod voor nodig; het hoort gewoon niet. Ik probeer juist het tegenovergestelde te doen door te schenken. Zakat is een religieuze verplichting, maar ik zou óók muntjes aan arme mensen afstaan als ik géén moslima was. Voor de sjiieten bestaat er ook nog zoiets als de choems: je moet 20 procent van je vermogen afdragen. Daar komt nog een hele boekhouding bij kijken waarbij schulden en bezittingen tegen elkaar worden weggestreept. Ik heb nog een hypotheek en kan daardoor deze religieuze belasting nu niet betalen, maar los daarvan: ik vind het een vreselijk idee dat een of andere ayatollah mag bepalen waar mijn geld naartoe gaat. Laat mijn familie straks, als ik dood ben, die keuze maar maken. Er is trouwens nog een verplichting waar ik niet aan wil voldoen: ik zal niet naar Mekka gaan. Ik mag als vrouw namelijk alleen met een ‘mannelijke voogd’ op bedevaart gaan en dat vertik ik. Bovendien heb ik er geen enkele behoefte aan om af te reizen naar een land dat wordt geregeerd door een despoot. Al die regels en symbolen zijn wat mij betreft onnodig; ik eer God sowieso al elke dag. Ik heb Khuda in mijn hart.”

IX Gij zult geen valse getuigenissen spreken tegen uw naaste

“Op 13 december was bij de enkelvoudige kamer de zitting van mijn strafzaak gepland, aangespannen door het Openbaar Ministerie naar aanleiding van de aangifte van Soerin Narain, de Haagse ambtenaar die mij heeft beticht van smaad en laster (naar aanleiding van twee tweets die Shirin Musa in december 2017 plaatste toen bekend werd dat Narain, ooit vervolgd werd voor de verkrachting van een dertienjarig meisje, werd genomineerd voor een grote emancipatie-prijs, AV). In overleg met het OM en mijn advocaat wordt volgend jaar een nieuwe zitting gepland. Waarom? Dat kan en mag ik nu niet zeggen, maar ik heb het volste vertrouwen in een goede afloop. Ik zwijg omdat het verstandig is, niet omdat ik ergens bang voor ben. Laatst had ik een gesprek met een paar politieagenten. ‘Mevrouw Musa,’ zeiden ze, ‘we zijn bezorgd over uw veiligheid.’ Goed, ik luister, ik sta er even bij stil, maar ik wil me er niet door laten beheersen. Ik doe geen vlieg kwaad en zeg nooit zomaar iets, google me maar: je zult geen anti-islamitische of racistische uitspraken van me vinden. Er wordt op bepaalde blogsites en social media veel onzin over me geschreven. Meestal door orthodoxe moslims en lieden uit de anti-racisme beweging, maar helaas word ik ook weleens door mijn feministische zusters aangevallen. Omdat ik vrouw ben? Omdat ik de fundamentele mensenrechten van vrouwen en meisjes uit niet-westerse culturen bepleit? Mag een vrouw met mijn uiterlijk en achtergrond niet meedoen in het publieke debat? Ik begrijp die weerstand niet. Ik ben ook weleens met gestrekt been een debat ingegaan hoor, maar kwaadspreken of liegen? Nee. Dat doe ik alleen als je me vraagt: ‘Shirin, hoe gaat het met je?’ Ok, de waarheid? Ik heb een beetje een zware week, maar moeten we het daar nu echt over hebben?”

X Gij zult niet begeren uws naasten huis; gij zult niet begeren uws naasten vrouw, noch zijn dienstknecht, noch zijn dienstmaagd, noch zijn rund, noch zijn ezel, noch iets dat van uw naaste is

“Weet je wat het is? Ik tel mijn zegeningen, echt waar. Ik dank God voor alles wat ik krijg en mee mag maken, dank u God, honderdduizenden malen dank, ik heb veel dierbaren om me heen, lieve vrienden die om me geven, onbekenden die mij op straat mooie dingen toewensen, ik ben gezond, ik omring mezelf met prachtige bloemen, ik heb een mooi huis ... maar ik kan niet ontkennen dat ik graag iemand had gehad met wie ik mijn leven zou kunnen delen. Dat is op dit moment mijn grootste gemis.”

Lees alle afleveringen van de Tien Geboden in ons dossier.

Lees ook:

Huwelijkse gevangenschap voorkomen, dat kan wél

Een religieus huwelijk hoeft geen gevangenis te worden, betoogt Shirin Musa, directeur van Femmes for Freedom. Al voor het ja-woord kunnen partners dat voorkomen.