Direct naar artikelinhoud

Nederlandse minister bij herdenking Armeense genocide zal de Turken niet van hun stuk brengen

Soldaten bij het Tsitsernakaberd monument in Yerevan in 2015, bij de honderdjarige herdenking van de Armeense genocide.Beeld AFP

‘Een heel gevoelige kwestie’, zo reageerde de nieuwe minister van buitenlandse zaken Sigrid Kaag op het voornemen van de Tweede Kamer een minister naar de herdenking van de Armeense genocide te sturen. 

De ChristenUnie had daar op aangestuurd. Gevoelig is het zeker, al heeft Ankara vooralsnog niet gereageerd. Zo langzamerhand is de Turkse regering ook wel gewend geraakt aan voornemens en resoluties in de aanloop naar de herdenking. Zo werd afgelopen week niet alleen in het Nederlandse, maar ook in het Israëlische parlement de kwestie aan de orde gesteld. Overigens verwierp de Knesset het voorstel om de Armeense genocide te erkennen.

In 2015, toen het precies honderd jaar geleden was dat de massamoord plaatsvond, maakten verschillende landen van de gelegenheid gebruik hun standpunt duidelijk te maken. Zo vaardigde Frankrijk zijn president – toen nog Francois Hollande – af om de herdenking in Jerevan bij te wonen. 

Ook paus Franciscus maakte een statement door het woord ‘genocide’ in de mond te nemen. In Duitsland werd vanaf dat moment eveneens ‘het g-woord’ gebruikt voor de gebeurtenissen in 1915. Met een resolutie die de Bondsdag een jaar later aannam, werd de massamoord op Armeniërs officieel als genocide erkend. De Turkse president Erdogan was destijds woedend. Om de aandacht af te leiden organiseerde hij op 24 april een eigen herdenking, die van de belangrijke veldslag om het schiereiland Gallipoli tijdens de Eerste Wereldoorlog.

Geen grote gevolgen

Toch leidden het Franse en Duitse standpunt niet tot grote gevolgen voor de relatie met Turkije. De Turkse betrekkingen met Frankrijk, waar veel Armeniërs wonen, zijn momenteel in elk geval een stuk beter dan die van Ankara met Den Haag. Overigens stelde Parijs zijn standpunt na 2015 ook enigszins bij. Zo bepaalde het Franse constitutionele hof vorig jaar dat het verbod op het ontkennen van de Armeense genocide een stap te ver ging. Het hof oordeelde dat dit de vrijheid van meningsuiting aantastte en buiten proportie was.

Ook Berlijn probeerde Ankara enigszins tegemoet te komen. De Duitse regering liet in het najaar van 2016 weten dat de resolutie die in de Bondsdag was gepasseerd, niet bindend was. Daarmee reageerde ze op de weigering van Turkije om Duitse parlementariërs toe te laten tot de luchtmachtbasis Icrlik waar ze de daar gelegerde Duitse militairen wilden bezoeken.

Ondertussen komt er maar weinig schot in de toenadering tussen Turkije en Armenië. In 2008 was er met hulp Zwitserse bemiddeling sprake van enige ontspanning. Ze spraken onder andere af om weer diplomatieke relaties met elkaar aan te knopen. Maar in het afgelopen decennium is daar vooralsnog weinig concreets uitgekomen.

Beladen herdenking

Op 24 april wordt jaarlijks herdacht hoe de toenmalige machthebbers van het Ottomaanse rijk de belangrijkste Armeense intellectuelen en leiders arresteerden. Ze werden gedeporteerd en vermoord. Daarna werden honderdduizenden Armeniërs gedeporteerd naar de Syrische woestijn. De schattingen over het aantal mensen dat daarbij om het leven kwam, lopen uiteen tussen 800.000 en 1,5 miljoen. Volgens de Turkse versie van de gebeurtenissen bereidden de christelijke Armeniërs een opstand voor tegen de Turken op het moment dat het Ottomaanse rijk uiteen dreigde te vallen.

Lees ook: Vanwege de diplomatieke gevoeligheid spreekt het kabinet niet van de Armeense genocide, maar wordt de term ‘de kwestie van de Armeense genocide’ gebruikt. Dat er nu een kabinetslid naar de herdenking gaat, is volgens ChristenUnie-Kamerlid Joël Voordewind een belangrijke stap vooruit. “Daar wordt niet een ‘kwestie’ herdacht , maar een genocide.