Direct naar artikelinhoud

Landjepik, goed voor een eeuw ellende

Verdeling volgens het Sykes-Picotverdrag

De huidige conflicten in Syrië en Irak, de verbetenheid van IS: veel valt terug te voeren op koloniaal landjepik, vandaag precies honderd jaar geleden bezegeld in het Sykes-Picotverdrag.

Hongerige grootmachten met het mes in de aanslag boven een taart, klaar om het lekkers in stukken te snijden. Het was in de negentiende en begin twintigste eeuw dé manier voor tekenaars van spotprenten om geopolitiek voor te stellen.

Ver bezijden de waarheid was het niet. Na de nederlaag van Napoleon hadden diplomaten op het Congres van Wenen de kaart van Europa op deze manier hertekend. Tussen pakweg 1880 en 1914 hadden de landen met imperialistische ambities de koek in Afrika verdeeld.

Niet heel lang daarna, in december 1915, riep de Britse premier Herbert Asquith Midden-Oostenexpert sir Mark Sykes bij zich op 10 Downing Street. Spoedig zouden Londen en Parijs om de tafel zitten over de toekomst van het Midden-Oosten. Wat was in dat geval wijsheid?

"Ik zou graag een lijn trekken van de o van Akko naar de laatste k van Kirkuk", antwoordde Sykes. Het was een advies dat naadloos aansloot bij de traditie van taart verdelen. Zonder acht te slaan op de complexe realiteit van de regio trok Sykes een diagonaal op de kaart, van de kust in het noorden van Palestina tot in het hart van Koerdistan. Het gebied erboven was voor de Fransen, dat eronder voor de Britten.

De onderhandelingen tussen Sykes en Picot, vertegenwoordiger van Parijs, zouden pas in 1916 plaatsvinden. Maar bij het geheime verdrag dat ze uitonderhandelden en in mei van dat jaar ondertekenden bleef de lijn van Akko naar Kirkuk overeind. Frankrijk kreeg zeggenschap in Libanon en Syrië, gebieden waarmee het van oudsher, al sinds de kruistochten, een band had. Groot-Brittannië mocht zich ontfermen over Transjordanië en Irak. Dat diende de strategische belangen rond het Suezkanaal en richting Brits-Indië en verzekerde Londen van toegang tot de olie in het oude Mesopotamië. Palestina zou onder internationaal bestuur komen.

In het Midden-Oosten worden de dealmakers van toen tot op de dag van vandaag door velen vervloekt. Hun namen zijn synoniem geworden voor de manier waarop de belangen van de bewoners van in de regio in de afgelopen eeuw keer op keer zouden zijn verkwanseld door het Westen. In juni 2014 riep Islamitische Staat een kalifaat uit in Irak en Syrië. Symbolisch was de vernietiging van de grenspost tussen de twee landen door de jihadisten. Een IS-strijder legde het als volgt uit: "Dit is het einde van Sykes-Picot". De Koerdische leider Massoud Barzani verklaarde dat het Sykes-Picot-tijdperk over is. Westerse diplomaten moeten misschien nog aan het idee wennen. "Maar het is de werkelijkheid op de grond." Tijd voor onderhandelingen over een nieuw akkoord, vindt Barzani, waarbij de kaart van het Midden-Oosten wordt hertekend.

François-Georges Picot, de Franse consul-generaal in Beiroet
De Britse en Franse belangen stonden voorop. Een degelijke toekomstvisie ontbrak

Eerste Wereldoorlog
Het in de regio zo verafschuwde verdrag is een erfenis van de Eerste Wereldoorlog en vooral van het onverwacht lang voortslepen daarvan. In de zomer van 1914 ging vrijwel iedereen nog uit van een korte strijd. Een paar maanden hooguit. Dan zou de oorlog zijn beslist. In de loop van 1915 drong stilaan tot iedereen door dat de ellende niet zomaar over zou gaan.

De Britten zochten naar mogelijkheden om de strijd in hun voordeel te beslissen. In het westen van Europa leken de opties beperkt. Het front zat muurvast. Maar de keizerrijken Duitsland en Oostenrijk-Hongarije waren niet de enige vijand. Zij hadden nog een bondgenoot, het Ottomaanse Rijk. Was het geen verstandige strategie om eens lekker te gaan prikken in de zachte onderbuik van de Centralen, het Midden-Oosten, om zo de vijand te verzwakken?

Ondertussen was het zaak dat de Britten met de Fransen om tafel gingen, vond Sykes. "Het was duidelijk dat een Arabische opstand (tegen het Ottomaanse rijk, red.) vroeg of laat zou uitbreken, en dat de Fransen en wijzelf dan maar beter een goede verstandhouding konden hebben, opdat die opstand geen vloek zou worden in plaats van een zegen." De Arabieren konden het de Turken lekker lastig maken, maar Londen en Parijs wilden hen wel onder controle houden.

Begin 1916 begonnen Sykes en Picot als vertegenwoordigers van hun regeringen gesprekken in Londen. Ze verschilden behoorlijk qua karakter. Sykes was het soort bonte vogel waar het Foreign Office er nogal wat van had rondlopen. Na gesjeesd te zijn als student begon de edelman aan een avontuurlijk leven, waarbij hij onder meer veel reisde door het Midden-Oosten. Sykes schreef ook een aantal boeken over de regio. Hij diende in het leger, zat in het parlement en werkte als diplomaat.

Bij al die serieuze klussen hield hij oog voor lichtheid: Sykes was een gewilde gast op feestjes en kon prachtig karikaturen tekenen. De jurist Picot stamde uit een geslacht van trouwe dienaren van de Franse staat. Hij was een wat stijve, steile man. Na jaren op onder meer de ambassades in Kopenhagen en Peking werd hij kort voor de Eerste Wereldoorlog de Franse consul-generaal in Beiroet.

Sykes kende de regio een stuk beter dan zijn Franse tegenspeler. Maar ook hij had moeite om zijn oriëntalistische bril af te zetten: vooroordelen over de plaatselijke bevolking zaten diep, evenals het geloof dat de westerse mogendheden bijna vrij konden beschikken over deze achtertuin van hun continent.

Opportunisme regeerde. De Britse en Franse belangen stonden voorop. Een degelijke toekomstvisie ontbrak. Iedereen die mee kon helpen om onrust te stoken in de regio werd gepaaid met mooie beloften. De Russen, altijd al dromend van een warmwaterhaven aan of dichtbij de Middellandse Zee, kregen Constantinopel als buit voorgespiegeld. Italië, dat eerst neutraal was gebleven in de Eerste Wereldoorlog, werd lekker gemaakt met het vooruitzicht dat de groen-wit-rode driekleur kon gaan wapperen in delen van Anatolië.

De Britten paaiden bovendien Arabische nationalisten, zetten hen aan tot een revolte tegen de Turken. De jonge officier T.E. Lawrence (bekend geworden als 'Lawrence of Arabia') wist de Hasjemitische heerser over de heilige plaatsen Mekka en Medina, sjarif Hoessein, enthousiast te krijgen voor een opstand. Bij succes zou hij kunnen heersen over een groot islamitisch en Arabisch rijk dat zich uitstrekte van Aleppo tot Aden, was de worst die hem met valse bedoelingen werd voorgehouden.

Lawrence had geen hoge pet op van Sykes ("Een en al vooroordelen, intuïties en halve waarheden") en vond het handjeklap met de Fransen verraad aan de Arabieren: "We roepen hen op voor ons te vechten op basis van een leugen en ik kan het niet uitstaan."

Lawrence werkte veel samen met Hoesseins zonen, Abdullah en Feisal. Laatstgenoemde informeerde hij over het geheime verdrag, waarin de Arabieren er bekaaid af kwamen. Als ze samen in de strijd tegen de Turken voor wapenfeiten op de grond zouden zorgen, zouden Londen en Parijs wellicht hun oorspronkelijke beloftes aan de Arabieren nakomen.

Sir Mark Sykes, Brits diplomaat
Sykes was een gewilde gast op feestjes en kon prachtig karikaturen tekenen

Joods kapitaal
De bazen van Lawrence gingen ondertussen vrolijk door met het doen van moeizaam te rijmen beloftes. De voorheen neutrale Amerikanen waren nu partij in de oorlog, maar nog terughoudend met de inzet van troepen. Londen ging er vanuit dat de druk van machtig Joods kapitaal in de VS ervoor kon zorgen dat die er alsnog zou komen, als Londen enige steun aan de zionistische zaak zou betuigen.

Tegelijk maakten de Britse geheime diensten melding van veel Joden op invloedrijke posities bij de bolsjewieken, een steeds machtiger wordende partij in het door een revolutie getroffen Rusland. In rapporten werd geopperd dat types als Trotski wellicht beter hun best zouden doen voor de geallieerde zaak en het voortzetten van de oorlog, als Londen een Joods tehuis in Palestina niet in de weg stond.

Op 9 november 1917 werd de Balfour-verklaring gepubliceerd, resultaat van onderhandelingen tussen de Britse minister Balfour (geassisteerd door onder anderen Sykes) en de zionistenleider Chaim Weizmann. 'De Britse Regering ziet de vestiging in Palestina van een nationaal tehuis voor het Joodse volk met welgevallen tegemoet', stond erin. 'Waarbij het duidelijk is dat er niets zal worden gedaan dat de burgerlijke en godsdienstige rechten van bestaande niet-Joodse gemeenschappen kan schaden.' Dat leek iets van een garantie. Tegelijkertijd werd hier ruim negentig procent van de bevolking van Palestina op dat moment weggezet met de wat vreemde noemer 'niet-Joods'.

De bolsjewieken in Rusland waren, anders dan de Britten vooraf dachten, helemaal niet bezig met het zionisme. De inkt van de Balfour-verklaring was nog niet droog of ze grepen definitief de macht in Rusland. Onder leiding van Lenin stuurden ze niet alleen aan op een snelle einde van de oorlog. Om de imperialisten in het westen in hun hemd te zetten, maakten ze ook het in de archieven van de tsaar gevonden Sykes-Picot-verdrag openbaar.

Nu konden alle Arabieren kennis nemen van het bedrog. Het akkoord bleek bovendien geen dode letter. In de vredesonderhandelingen na de oorlog kregen de Fransen en de Britten wat ze hadden afgesproken. De diverse delen van het Midden-Oosten werden mandaatgebieden van Frankrijk en Groot-Brittannië. Die zouden hen namens de nieuwe Volkenbond als voogden naar zelfbeschikking begeleiden.

Feisal, die Syrië mee had veroverd en bestuurd en er zelfs was uitgeroepen tot koning, werd weggebonjourd door de Fransen. Als troostprijs mocht hij van de Britten koning worden van Irak. Zijn broer Abdullah kreeg de troon van Transjordanië. Hun vader, de sjarif, behield nog de zeggenschap over grote delen van het Arabisch schiereiland en riep zich in 1924 uit tot kalief, religieus leider. Dat wekte de woede van de Wahabieten, een bedoeïenenstam onder leiding van de al-Sauds, tot op de dag het koningshuis van Saudi-Arabië.

In de strijd die ontstond, deed Hoessein nog troonsafstand ten gunste van zijn zoon Ali. Maar de nederlaag tekende zich af. De al-Sauds vestigden hun tot op de dag van vandaag bestaande koninkrijk. De nationalistische droom van één groot Arabisch rijk viel in duigen.

In een toch al complexe regio was in een jaar of acht de kiem gelegd voor langdurige vetes. Na honderd jaar zijn ze onder meer in Irak en Syrië tot volle wasdom gekomen.

In een toch al complexe regio was in een jaar of acht de kiem gelegd voor langdurige vetes

Lees ook

Geselecteerd door de redactie