Direct naar artikelinhoud
Necrologie

Ruud Lubbers (1939-2018): de man van het onmogelijke compromis

Oud-premier Ruud Lubbers en zijn Ria tijdens de verkiezingsavond van 1986Beeld ANP

Bijna twaalf jaar, van 1982 tot 1994, 4307 dagen, was Ruud Lubbers premier, de langst zittende ooit. Woensdag overleed hij op 78-jarige leeftijd in zijn woonplaats Rotterdam.

Dankzij zijn electorale successen in de jaren tachtig verschafte hij het CDA, een destijds voor de christendemocratie niet meer voor mogelijk gehouden machtspositie. Als een klassiek confessionele, in zijn geval katholieke leider kon hij daardoor vanuit het politieke midden regeren: eerst met rechts, later met links.

In het jaar dat hij vertrok, in 1994, stortte het zo briljant opgebouwde bouwwerk bij de verkiezingen in. Mede door toedoen van Lubbers zelf overigens. Niettemin kan hij worden gerekend tot de grote premiers van de vorige eeuw. Zijn grootste verdienste: Nederland stond na zijn drie kabinetten economisch weer op de kaart na de diepste na-oorlogse crisis tot dan toe.

Wie niet beter wist zou denken dat Nederland met Lubbers een knalharde, ‘rechtse’ rouwdouwer als premier in huis had gehaald

Toen Rudolphus Franciscus Maria Lubbers op 24 november 1982 aantrad als premier, met zijn 43 jaar de jongste ooit, lag de economie vrijwel op zijn gat. De werkloosheid liep op met 15.000 per maand. De jeugdwerkloosheid had met twintig procent een dramatische hoogte bereikt. Financieringstekort (tien procent) en staatsschuld rezen de pan uit. Het was een erfenis van de voorgaande kabinetten: het linkse kabinet van Joop den Uyl (PvdA) en vooral ook van het machteloze CDA-VVD-kabinet onder premier Dries van Agt (CDA) dat niet in staat was geweest harde, hoogst noodzakelijke bezuinigingen door te voeren.

Lubbers maakte met zijn eerste kabinet een vliegende start met een hard financieel-economisch bezuinigingsbeleid. Met zijn managersachtige ‘no-nonsense’-aanpak dwong hij bewondering af in het buitenland. Het Amerikaanse blad Time zette hem in 1984 op de cover onder de kop’ Ruud Shock’. ‘Der Macher’ , zo stond hij ook wel bekend.

Wie niet beter wist zou denken dat Nederland met Lubbers een knalharde, ‘ rechtse rouwdouwer als premier in huis had gehaald. Maar niets is minder waar. Lubbers was een politicus, die hechtte aan draagvlak. Een goede verstandhouding met de vakbeweging was hem wat waard, ook toen hij in zijn eerste twee kabinetten regeerde met de VVD. Zijn grootste trots was dat mede door zijn toedoen het befaamde poldermodel, het overleg tussen vakbeweging en werkgeversorganisaties, dat als gevolg van de polarisatie in de jaren zeventig vrijwel verloren was gegaan, weer tot leven kwam. En niet voor niets was het zijn grootste ambitie om als eerste Nederlandse premier te bewijzen dat hij behalve met de VVD ook heel goed met de PvdA door één deur kon. Dat lukte hem in zijn derde kabinet. Zoals het hem ook lukte om die andere ambitie waar te maken: om de langst zittende premier tot dan toe – de door hem bewonderde katholieke premier Charles Ruijs de Beerenbrouck uit de jaren twintig en dertig – qua regeringsduur te verslaan.

Oplossingsmachine

Lubbers was een pragmatisch, bijna technocratisch politicus die aan de lopende band op onnavolgbare wijze, varianten op varianten stapelend, politieke compromissen uit de hoge hoed wist te toveren. “ Mag ik even met je meedenken’, was zijn befaamde, maar ook wel gevreesde standaardzin, als een minister voor een moeilijk probleem stond. Dat zinnetje klonk aan de lopende band. De ‘oplossingsmachine’ Lubbers werd om zijn vindingrijkheid bewonderd. Maar de razendslimme premier wekte er ook achterdocht mee, bang als bewindslieden waren dat ze toch op de een of andere manier op het verkeerde been werden gezet.

Anderzijds mocht Lubbers graag, in vaak wat zweverige, onnavolgbare taal, wegfilosoferen over geloof, staat en maatschappij. Een ‘kind van de katholieke emancipatie’ noemde hij zichzelf, want hij verloochende zijn afkomst bepaald niet. Integendeel, hij plaatste zichzelf in de traditie van grote voorvechters van die emancipatie: de al genoemde Ruijs de Beerenbrouck, die net als hij drie maal premier was en Marga Klompé, een zwaargewicht binnen de Katholieke Volksparij (KVP) die in de jaren vijftig de eerste vrouwelijke minister (van maatschappelijk werk van 1956 tot 1963) was geweest.

In 1998 schreef Lubbers in 'Geloof in de samenleving, Christen-democratie in drie generaties': “Wij staan alle drie voor honderd procent binnen het eigen katholieke volksdeel, hebben er onze vorming aan ontleend, mochten er posities bekleden. Maar tegelijk is dat de basis op grond waarvan wij konden functioneren in de politiek en samenleving als geheel.”

Intellectuele gelovige

Daarbij zette Lubbers zichzelf nadrukkelijk neer als moderne katholiek van na het Tweede Vaticaans Concilie. “Een intellectuele gelovige”, zo typeerde hij zichzelf.

Katholiek dus, maar zonder de zuidelijke zwier van Dries van Agt, zijn voorganger als premier. Lubbers was een binnenvetter, had een zakelijke omgang met zijn omgeving. Hij onderhield contacten, zolang hij die nodig had. Daarbij was hij een workaholic. Hij nam geen tijd om eens even fatsoenlijk te eten. Volgens zijn raadsadviseur Hans Marges, een hoge ambtenaar op het ministerie van de premier, leek hij wat dat betreft op zijn sociaal-democratische voorganger Joop den Uyl die een bord bami in no time naar binnen wist te slurpen. Als hij geen tijd had om naar de kapper te gaan, knipte zijn vrouw Ria hem.

Volgens Marges waren alle secretaresses verliefd op de aantrekkelijke Lubbers. Geruchten over zijn omgang met vrouwen waren er voortdurend. Zijn vrouw, Ria Lubbers-Hoogewegen, zei daarover eens in Elsevier: “Natuurlijk zie ik wel eens vrouwen aan Ruud hangen, maar ik lig daar niet wakker van. Voor mij is al lang duidelijk: houden van is niet bezitten, maar lenen. Je leent iemand af en toe.”

Lubbers stamt uit een katholiek ondernemersgezin. Zijn vader was eigenaar van de constructiewerkplaats en machinefabriek Hollandia in Krimpen aan den IJssel, een bedrijf dat later, in 1977, zou fuseren met Kloos in Kinderdijk tot Hollandia-Kloos. Zijn moeder stamde uit een schippersfamilie. Na de lagere school stuurden zijn ouders hem naar het Canisius College in Nijmegen, een kweekvijver van de toekomstige katholieke elite. Na zijn gymnasium ging hij economie studeren aan de Economische Hogeschool (nu Erasmus Universiteit) in Rotterdam. Hij studeerde cum laude af.

Lubbers voelde zich niet in de wieg gelegd om in het bedrijfsleven te stappen. Liever promoveerde hij. Maar daar kwam het niet van. In 1963 overleed zijn vader plotseling. Samen met zijn broer Rob nam hij de leiding van het bedrijf over en werd hij actief in de katholieke omroep KRO en in het katholiek werkgeversverbond. Vooral door die twee laatste functies verscheen hij in het vizier van de Haagse politiek. Tien jaar later trad Lubbers, 34 jaar, toe tot het kabinet Den Uyl als minister van economische zaken.

De nog onbekende Lubbers maakte al snel naam met adviezen als: houdt de gordijnen dicht, rijdt niet harder dan 100

Affaires

Als grootaandeelhouder in het familiebedrijf was Lubbers multimiljonair. Met enige regelmaat zou hij gedurende zijn carrière door affaires worden geplaagd. Weliswaar had hij zijn belangen in het bedrijf zoals het hoort op afstand gezet, maar geruchten over belangenverstrengeling waren er enkele keren. Zoals in 1976, toen bleek dat Hollandia het bouwbedrijf Nederhorst met staatssteun overnam. Of in de jaren tachtig toen in de publiciteit kwam dat Lubbers zich als premier bemoeide met een betalingsconflict tussen het familiebedrijf en de regering van Koeweit. Telkens leek Lubbers langs de rand van de afgrond te glibberen, maar hij kwam er mee weg. De twijfel aan zijn integriteit raakte hem diep. Als hij ergens niet tegen kon, was het dat wel.

In de tweede helft van de jaren zestig begon Lubbers zijn vleugels maatschappelijk en politiek uit te slaan. Hij bekleedde bestuursfuncties in de christelijke ondernemerswereld, trad toe tot de programmaraad van de KRO en was in 1968 samen met kardinaal Alfrink en Marga Klompe mede-oprichter van de katholieke mensenrechtenorganisatie Justitia et Pax. In 1970 trad hij namens de KVP toe tot de Rijnmondraad, een bestuursorgaan van Rotterdam en omgeving.

Lubbers was niet ongevoelig voor de geest van verandering in de woelige jaren zestig. Hij hoorde tot een groep KVP-radicalen die hun partij op een vernieuwend, ‘progressief’ spoor wilden zetten.

Maar toen puntje bij paaltje weigerde hij met de andere radicalen over te stappen tot de nieuw opgerichte Politieke Partij Radicalen (PPR), een van de voorlopers van GroenLinks. Lubbers hoopte op hervorming van de vermolmde KVP van binnenuit.

In hetzelfde jaar van zijn aantreden als minister van economische zaken, 1973, brak de oliecrisis uit. De nog onbekende Lubbers maakte al snel naam met adviezen als: houdt de gordijnen dicht, rijdt niet harder dan 100. Hij kondigde ook de autoloze zondagen aan.

Nuttige idioot

In het kabinet van PvdA-premier Joop den Uyl werkten de ‘progressieve drie’ PvdA, D66 en PPR samen met ministers die geleverd werden door KVP en ARP. Lubbers was Den Uyl in de eerste jaren van het kabinet bijzonder goed gezind. Hij was het soms oneens met het beleid (bijvoorbeeld de invoering van het minimumloon) en hij sloeg ook wel eens woedend met deuren, maar hij bleef lang loyaal aan het kabinet. Totdat hij erachter kwam dat Den Uyl hem eigenlijk alleen maar gebruikte als nuttige idioot. Toen kreeg zelfs hij genoeg van het sociaal-democratische ‘gedram’. Zijn zegen had het toen in 1977 de kersverse CDA-lijsttrekker Dries van Agt brak met het kabinet vanwege de grondpolitiek.

Stiekem moet Lubbers in dat jaar al de ambitie hebben gehad om zelf lijsttrekker te worden van het CDA, de partijnaam waaronder de drie christen-democratische partijen KVP, ARP en CHU met een kandidatenlijst de verkiezingen ingingen, vooruitlopend op hun fusie in 1980. De drie gestaag afkalvende partijen probeerden het politieke tij met het CDA te keren.

Volgens Willem Aantjes (ARP) trok Lubbers bleek weg, toen hij hoorde dat de keuze was gevallen op zijn collega Dries van Agt, minister van justitie in het kabinet Den Uyl. Piet Steenkamp, de katholieke aartsvader van het CDA, zou later verklaren dat Lubbers als partijman ten tijde van het kabinet Den Uyl ‘geen blijvende indruk’ had gemaakt. Hij bemoeide zich in die eerste jaren van zijn landelijke politieke loopbaan ook niet met de vorming van het CDA.

In 1978 werd Lubbers onverwacht fractieleider van het CDA, toen Willem Aantjes moest aftreden vanwege een vermeend fout oorlogsverleden.

Ondanks een gigantische verkiezingsoverwinning in 1977 voor de PvdA kwam het tweede kabinet Den Uyl er niet. Van Agt ging in zee met de VVD, met welke partij hij met 77 zetels net een meerderheid in de Tweede Kamer had. Het kabinet zette in op een zwaar bezuinigingsprogramma: Bestek ’81.

Daar kwam helemaal niets van terecht. Voor Lubbers woog de nog maar net verworven eenheid van de fractie zwaarder dan het bezuinigingsprogramma van het kabinet. Het voortbestaan daarvan was vooral afhankelijk van de steun van acht loyalisten binnen de fractie (op één na allemaal ARP’ers) die het niet eens waren met het regeerakkoord, maar wel beloofden trouw te blijven aan het kabinet. Om hen binnenboord te houden hield Lubbers, in zijn hart ook een loyalist, een groot deel van de bezuinigingen tegen.

Ondanks het harde bezuinigingsbeleid stond Lubbers aan het einde van zijn eerste kabinet op het toppunt van zijn populariteit

Lubberiaans

Uit deze periode stamt het bijvoeglijk naamwoord ‘lubberiaans’ voor het onnavolgbaar verhullend taalgebruik van de CDA-fractieleider met als doel de tegenstellingen binnen de fractie en met het kabinet te verdoezelen. Daarbij bestookte hij Van Agt met talloze briefjes die de minister-president vaak nog tijdens de ministerraad bereikten. “Daar heb je weer zo’n vodje van mijn fractievoorzitter”, zei Van Agt eens tijdens de ministerraad, terwijl hij het briefje verscheurde. De premier ergerde zich aan de bemoeizucht van de CDA-fractieleider, zijn rivaal die hij eens laatdunkend betitelde als mijn ‘koene keeper’.

Plotseling hield Van Agt de politiek in 1982 voor gezien. Na de val van zijn tweede kabinet – een hopeloos kortstondig avontuur met de PvdA – deed hij voor zijn partij nog wel de verkiezingscampagne, maar tot verrassing van Lubbers die nog overwoog om na de kabinetsformatie de politiek te verlaten, gooide de oververmoeide Van Agt het bijltje er bij neer. Dit was de grote kans voor Lubbers, al was het nog een dubbeltje op zijn kant: Van Agt zag liever de de voormalige ARP’er Jan de Koning als zijn opvolger. Maar die wilde niet, waarna Lubbers alsnog op de premierszetel terecht kwam.

Lubbers was er inmiddels van overtuigd dat harde ingrepen noodzakelijk waren om de economie te redden. Hij noemde het beleid van zijn CDA-VVD-kabinet een ‘revanche’ op zichzelf. Daarmee erkende hij alsnog zijn medeverantwoordelijkheid voor het mislukken van het bezuinigingsbeleid van het eerste kabinet Van Agt. Als om zich tegen zichzelf te beschermen posteerde hij in het kabinet stevige figuren die niet wegliepen voor bezuinigingen onder wie de steile bankier Onno Ruding op financiën en Jan de Koning, die zich in de loop der jaren vrijwel onmisbaar maakte als secondant van Lubbers, op sociale zaken.

Met termen als ‘zorgzame samenleving’ en later ‘verantwoordelijke samenleving’ leverde Lubbers’ partij de ideologische onderbouwing van het beleid. Van verzorging van wieg tot graf door de staat kon geen sprake meer zijn. Het maatschappelijk middenveld en de burgers moesten meer voor eigen rekening nemen. Lubbers was het ermee eens, maar dat moest wat hem betreft ook weer niet te ver gaan. Een markteconomie met een sociaal gezicht, daar ging het hem om.

Het eerste kabinet Lubbers werd een stevig handje geholpen door voorlieden van werkgevers- en werknemersorganisaties als Chris van Veen (VNO) en Wim Kok (FNV). Zij sloten op 24 november 1982 het ‘Akkoord van Wassenaar’ (onder dreiging van een looningreep door het nieuwe kabinet, dat wel). Kern van het akkoord: loonmatiging in ruil voor arbeidstijdverkorting en herverdeling van arbeid. Het kabinet besloot daar bovenop tot woede van de vakbeweging uitkeringen en ambtenarensalarissen met 3,5 procent te korten. Dat leidde tot acties en stakingen. Dat hielp niet veel, nou ja, een heel klein beetje. Lubbers stelde tot groot ongenoegen van Ruding plotseling voor dat drie procent ook genoeg was.

Wars van polarisatie

Daar stak de oude Lubbers de kop weer even op. Ondanks alles hechtte hij aan een goede verstandhouding met de vakbeweging. Lubbers was wars van polarisatie. Liever zag hij zichzelf als de grote pacificator, of het nou ging om het overwinnen van sociaal-economische tegenstellingen of om felomstreden ethische onderwerpen als abortus of euthanasie, waarover christen-democratische en seculiere partijen grondig van mening verschilden. In zijn tijd als fractieleider van het CDA kwam de abortuswet tot stand die nog steeds functioneert. En vergeten wordt nog wel eens dat niet Els Borst (D66) als eerste een euthanasiewet tot stand bracht, dat gebeurde al in 1993 onder het derde kabinet-Lubbers. De premier was er intensief bij betrokken.

Zijn meesterschap in het pacificeren bewees hij ten tijde van de volksbeweging tegen het plaatsen van kruisraketten in de eerste helft van de jaren tachtig. Die raketten waren het antwoord van de Navo op de Russische SS20’s. Nederland had daarbij, gezien het massale verzet ook in christelijke kring, nog onder het kabinet Van Agt een voorbehoud gemaakt tegen plaatsing. Het was een beladen, ethische discussie die hoog opliep en die in 1982 en 1985 tot ongekend massale demonstraties zouden leiden.

Om zich eruit te redden bedacht Lubbers een compromis: als op 1 november 1985 het aantal kruisraketten door Rusland niet zou zijn verminderd dan zou Nederland alsnog tot plaatsing overgaan. Minister van buitenlandse zaken Hans van den Broek (CDA) en de VVD-bewindslieden waren het niet eens met deze koers. Zij wilden in de pas blijven lopen met de andere Navo-lidstaten. Maar Lubbers wist dat zijn beleid heel aardig spoorde met de Amerikaanse president Ronald Reagan. Bij zijn kenningsmakingsbezoek aan Washington had Reagan hem in de tuin van het Witte Huis even terzijde genomen. Lubbers moest niet denken dat hij, Reagan, van kernwapens hield. Zijn doel was om er vanaf te komen. Maar: “Let them sweat first” (laat de Russen eerste maar eens zweten). Zo althans is het oncontroleerbare verhaal van Lubbers achteraf.

Op 26 oktober 1985 betrad Lubbers in de Houtrusthallen in Den Haag het hol van de leeuw door tijdens een massa-bijeenkomst het door 3,7 miljoen mensen ondertekende volkspetionnement tegen de kruisraketten in ontvangst te nemen. Tijdens zijn toespraak keerde het publiek hem massaal de rug toe. Dat werkte averechts. Op de kijkers thuis maakte de premier een buitengewoon redelijke en betrouwbare indruk, iemand die tot het uiterste was gegaan om de binnenlands politieke tegenstellingen te overbruggen op dit punt. Het plaatsingsbesluit ging gewoon door, omdat de Russen niet aan de voorwaarden hadden voldaan. Uiteindelijk kwam het niet tot plaatsing door de toenadering tussen de Russen (Gorbatsjov) en de Amerikanen.

Ondanks het harde bezuinigingsbeleid stond Lubbers aan het einde van zijn eerste kabinet op het toppunt van zijn populariteit. Onder de leus ‘Laat Lubbers zijn karwei afmaken’ hing Lubbers de grote wijze staatsman uit. Dat leverde hem negen zetels winst op. Het CDA kwam op 54 zetels in de Kamer. De VVD verloor er negen. De winst van Lubbers was wel onverwacht. In de peilingen lag hij nek-aan-nek met Den Uyl.

Grote interne spanningen

In tegenstelling tot zijn voortvarende eerste kabinet barstten Lubbers’ twee volgende kabinetten van grote interne spanningen. Achteraf analyseerde Lubbers zelf dat zijn tweede kabinet meer een kabinet van hemzelf was, terwijl zijn eerste kabinet nog een echt twee partijenkabinet was. Volgens Lubbers leden de liberalen door hun verkiezingsnederlaag en de grote winst van het CDA aan een minderwaardigheidscomplex. Ze verweten het CDA arrogantie. De VVD trok dan ook in 1989 de stekker uit het kabinet vanwege onenigheid over de aftrekbaarheid van reiskosten. 

Het is een opmerkelijke constatering van Lubbers: een kabinet van hemzelf, niet van de VVD, maar ook niet van het CDA dus. Het tekent de enorme positie die Lubbers inmiddels had verworven en waarvan hij zich ook buitengewoon bewust was. Niet voor niets kreeg hij vanuit zijn partij het verwijt dat hij zich te weinig als partijman gedroeg.

Het is een in die tijd goed bewaard geheim gebleven dat binnen het CDA er zo langzamerhand grote spanningen begonnen te ontstaan. Minister van financiën Onno Ruding vond dat er veel meer bezuinigd moest worden dan afgesproken. Maar voor Lubbers zelf waren de bezuinigingen niet meer zo urgent. Hij stelde andere prioriteiten, zoals het milieubeleid en een regeling van de euthanasiekwestie. Ook met minister van buitenlandse zaken Hans van den Broek ontwikkelden zich grote spanningen. Die verdroeg het niet dat Lubbers ook op zijn terrein de eerste viool probeerde te spelen.

Op haar beurt begon ook de CDA-fractie ondergronds te mopperen. Er was bij de kabinetsformatie nauwelijks doorstroming geweest vanuit de fractie naar het kabinet. Lubbers regeerde bovendien aan de hand van strakke afspraken in het regeerakkoord. In dit monistische model was er nauwelijks speelruimte voor de fractie.

Ondanks zijn grote status, ook internationaal, lukte het Lubbers niet om daarvan na zijn premierschap volop te profiteren

Bij de verkiezingen in 1989 zette Lubbers dezelfde prestatie neer als in 1986: 54 zetels. Hij ging in zee met de PvdA, de partij die, inmiddels onder leiding van oud-vakbondsleider Wim kok, de polarisatie had afgezworen. Het werd een lijdensweg, dat kabinet. Een aanvankelijk te optimistisch regeerakkoord moest gezien de tegenvallende economie halverwege de rit worden bijgesteld. Met zijn uitspraak ‘Nederland is ziek’ zette Lubbers een ingreep in de WAO, de arbeidsongeschiktheidsverzekering voor werknemers, op de politieke agenda. Het leidde tot een crisis binnen de PvdA die Kok maar ternauwernood overleefde.

Maar bovenal worstelde Lubbers met Elco Brinkman, de leider van de CDA-fractie in de Tweede Kamer die het volgens hem te slappe kabinet telkens weer maande tot meer daadkracht. Lubbers had Brinkman aangewezen als zijn opvolger en zo gedroeg deze zich ook. “Het speelkwartier is over”, liet Brinkman in een beroemde rede op Texel weten.

Lang is het beeld blijven hangen van een arrogante Brinkman die stond te trappelen van ongeduld om het kabinet ten val te brengen met als doel het stokje over te nemen. Maar uit het boek ‘De rogge staat er dun bij’ van Pieter Gerrit Kroeger en Jaap Stam bleek dat Brinkman, bang voor de gevolgen, dat nooit van plan is geweest. Bovendien was Lubbers betrokken bij en van tevoren op de hoogte van alles wat Brinkman als fractieleider ondernam in die tijd, inclusief zijn Texelse rede.

Forse daling

De pijn was desondanks groot bij Lubbers. Hij zag de slechte peilingen voor het CDA. En naarmate het einde van zijn derde kabinet dichterbij kwam boette hij in aan invloed. Tegenover zijn vrouw beklaagde hij zich daarover, zei ze in een interview. Met name deed het hem pijn dat het CDA bezig was oude mensen, AOW’ers, van zich te vervreemden. Inderdaad was het CDA van plan om in het volgende kabinet onder Brinkman te bezuinigen op de AOW, een voornemen dat leidde tot een forse daling in de peilingen. Ria Lubbers wist hoe het zou aflopen tussen haar man en Brinkman: “Ruud is gemakkelijk in de omgang, maar als je gaat zieken is het afgelopen.”

Dat is gebleken. Vlak voor de verkiezingen viel Lubbers Brinkman helemaal af met de aankondiging dat hij op nummer drie van de lijst, Ernst Hirsch Ballin, zou stemmen. Lubbers, de zo ervaren en geslepen politicus, was de kluts volkomen kwijt. Voor het CDA volgde een dramatische verkiezingsnederlaag, van 54 naar 34 zetels.

Ondanks zijn grote status, ook internationaal, lukte het Lubbers niet om daarvan na zijn premierschap volop te profiteren. Zijn ambitie om voorzitter van de Europese Commissie te worden werd geblokkeerd door de Duitse bondskanselier Helmuth Kohl. Die nam Lubbers onder meer kwalijk dat hij zich zou hebben uitgesproken tegen de Duitse eenwording.

Ook een poging om secretaris-generaal van de Navo te worden mislukte. In 2001 lukte het hem wel om Hoge Commissaris voor de vluchtelingen bij de VN te worden. Maar in 2005 liep dat uit op een roemloos einde, nadat hij door een vrouw was aangeklaagd vanwege seksuele intimidatie, een klacht die in een intern VN-rapport ‘ geloofwaardig’ werd bevonden. Maar de toenmalige VN-baas Kofi Anan vond de zaak juridisch niet sterk genoeg om Lubbers te ontslaan. Dat deed hij later toch, omdat Lubbers maar bleef aandringen op volledig eerherstel.

Ook als informateur van het eerste kabinet Rutte speelde Lubbers in 2010 een ongelukkige rol met zijn advies aan CDA en VVD om een poging te wagen met de PVV van Geert Wilders. Lubbers verwachtte dat dat zou mislukken, maar dat gebeurde tot zijn verrassing niet.

Lubbers kan ondanks alles worden beschouwd als de laatste grote confessionele leider in Nederland. Gedurende de twaalf jaren van zijn premierschap dachten velen binnen het CDA dat het electorale lek met de nieuwe partij definitief boven water was gehaald. Een beruchte uitspraak van een CDA-kamerlid destijds duidde daarop: “ We run this country.” Het was een misvatting. De opleving van de christen-democratie was voornamelijk een verdienste van Lubbers, maar wel tijdelijk. Na hem is de afkalving gewoon doorgegaan.