Direct naar artikelinhoud
Essay

Wordt ook Johan de Witt straks slachtoffer van een nieuwe Beeldenstorm?

Wordt ook Johan de Witt straks slachtoffer van een nieuwe Beeldenstorm?
Beeld Hollandse Hoogte / Sijmen Hendri

Historicus Piet Emmer houdt een lezing, genoemd naar een bedenkelijke witte man. Zal ook het beeld van deze staatsman sneuvelen? Emmer legt uit waarom dat een slecht idee is. Een voorpublicatie.

Er raast een nieuwe beeldenstorm door ons land. Tal van standbeelden en straatnamen blijken een eerbetoon aan foute, witte mannen te zijn zoals Jan Pieterszoon Coen in Hoorn, Petrus Stuyvesant en Generaal Van Heutz in Amsterdam, en meer recentelijk Michiel de Ruyter in Vlissingen en Witte de With in Rotterdam. Beide laatsten werden tot voor kort nog als dappere Nederlandse zeehelden gevierd.

De huidige beeldenstorm heeft overigens een aantal voorlopers gehad. De bekendste is natuurlijk de Beeldenstorm uit de zestiende eeuw, waarbij vele beelden en muurschilderingen in de kerken zijn vernietigd of eruit zijn verwijderd. Maar ook in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw tijdens de laatste ­decennia van de Zuid-Afrikaanse apartheids­politiek werd er door anti-apartheidsactivisten op gewezen dat veel Nederlandse steden een rond 1900 gebouwde Zuid-Afrikaanse buurt hebben, waarvan de straten en pleinen vrijwel zonder uitzondering zijn vernoemd naar de toen in ons land zo populaire voorstanders van een raciaal verdeeld Zuid-Afrika. Vandaar dat in Amsterdam het Pretoriusplein, genoemd naar de stichter van de Boerenrepubliek Transvaal, werd omgedoopt tot Steve Bikoplein, een vermoorde zwarte anti-apartheidsstrijder.

Recenter

Iets recenter is de roep om verwijdering van de grafstenen met runentekens van NSB’ers die tijdens de bezetting overleden en begraven zijn. En vandaag de dag moet de Gouden Koets het ontgelden, want op een deurpaneel zijn gekleurde mensen afgebeeld in een onderdanige positie. Dat lijkt verdacht veel op een verheerlijking van de slavernij en met zo’n koets kan een modern staatshoofd, dat koning wil zijn van alle Nederlanders, toch niet rondrijden? Dat zelfde geldt voor Zwarte Piet: die zwarte knecht lijkt toch verdacht veel op een slaaf?

Hij bevorderde de slavernij en had niks tegen kinderarbeid, antisemitisme, roken en de onderdanige positie van de vrouw

U wist het nog niet, maar ik neem aan dat vroeger of later ook de naamgever van de lezing waarvan u de tekst nu leest, de beroemde Dordtse staatsman Johan de Witt, gevaar loopt zijn twee standbeelden en zijn nog talrijkere straatnamen kwijt te raken. Het was immers Johan de Witt in zijn functie van raadpensionaris, die zijn handtekening heeft gezet onder het vredesverdrag van Breda in 1667, dat een einde maakte aan de tweede Engels-Nederlandse oorlog. Tot nu toe werd hij juist geprezen om die vrede, want daarbij trok Nederland duidelijk aan het langste eind. En daar zit nu precies de angel. Want in Breda deed de Republiek der ­Zeven Verenigde Nederlanden afstand van de armlastige kolonie Nieuw-­Nederland in Noord-Amerika en behield het Suriname, waar waarschijnlijk veel meer te verdienen zou zijn. En Suriname was een kolonie, die alleen met slaven kon worden geëxploiteerd. Dat wist Johan de Witt en dus heeft hij de Nederlandse slavenhandel en de plantageslavernij willens en wetens bevorderd.

Is deze beschuldiging terecht? Heeft deze beroemde raadpensionaris inderdaad de slavenhandel en de slavernij bevorderd en zo ja, is hem dat kwalijk te nemen? Die laatste vraag lijkt overigens eerder afkomstig van een dominee of pastoor dan van een geschiedkundige. Maar het zal u niet ontgaan zijn, dat we tegenwoordig graag veel schuld en boete in ons ver­leden stoppen, zeker als het gaat om de contacten met de overzeese wereld.

Nooit laten merken

De Witt heeft nooit laten merken dat hij bezwaar had tegen slavernij in verre landen. Maar dat was niet zijn enige makke. Hij maakte evenmin bezwaar tegen kinderarbeid, antisemitisme, roken, de onderdanige positie van de vrouw, de grote ongelijkheid in inkomens en vermogens, de ondemocratische bestuursvormen in het Nederland van die tijd, de hoge kindersterfte, lijfstraffen, en zo zou ik nog wel een tijdje kunnen doorgaan. In andere woorden: ­Johan de Witt leefde in een vreemd land met heel andere opvattingen over goed en kwaad dan wij er nu op nahouden.

Waarom zou Johan de Witt trouwens anders over deze zaken moeten denken dan de andere bewoners van de wereld in de zeventiende eeuw? Pas na het midden van de achttiende eeuw en alleen in West-Europa en Noord-Amerika – een enkele uitzondering daargelaten – kwam er kritiek op de slavenhandel en slavernij, zij het aarzelend. Laten we dus niet vragen waarom De Witt anders dacht over goed en kwaad dan wij op dit ogenblik, maar waarom bijna iedereen anders dacht over slavenhandel en slavernij dan wij nu normaal vinden.

Dat neemt niet weg dat het gemak waarmee de Europeanen zich overzee op de slavenhandel hebben gestort en de slavernij hebben geaccepteerd en gebruikt naar hedendaagse begrippen vreemd aandoet, juist omdat de Europeanen die instituties thuis voor hun eigen soort níet langer gebruikten. De unieke afwezigheid van slavenhandel en slavernij in Europa werd toen gezien als een teken van vooruitgang en beschaving. Blijkbaar waren de Europeanen er diep van doordrongen dat de Afrikanen, Indianen en Aziaten nog niet toe waren aan een vrije-arbeidsmarkt. Als het overzee om arbeid ging, kon je je als Nederlander, Fransman, Portugees, Spanjaard en Engelsman maar het beste aanpassen aan daar bestaande gebruiken en gewoontes. Het was onmogelijk om overal dezelfde maatstaven aan te leggen als thuis.

Een poging

Laat ik toch een poging doen om die dubbele houding te verklaren. Hoe kwam het dat de Europeanen er trots op waren thuis geen slavernij meer te kennen, terwijl ze de slavenhandel en de slavernij overzee hebben omarmd? Voor alle duidelijkheid zeg ik er nog maar eens bij: verklaren is iets anders dan goedpraten.

Overal in Europa was dwang­arbeid van straf- en krijgsgevangenen heel gewoon

In de eerste plaats is het niet erg zinvol om de vrije-arbeidsmarkt zoals we die vandaag in Nederland kennen tegenover de overzeese slavernij van de zeventiende en achttiende eeuw te plaatsen. Dat is appels met peren vergelijken. Het is juist dat de grootschalige plantageslavernij in de Nieuwe Wereld uniek was, maar een aantal elementen ervan kwam toen ook nog in Europa voor. Zo was overal in Europa dwang­arbeid van straf- en krijgsgevangenen heel gewoon en in de slavernijtijd dwongen in Engeland en Nederland de besturen van weeshuizen een deel van de aan hun zorgen toevertrouwde jongens en meisjes om dienst te nemen bij een baas zonder dat de betrokkenen enige keuze hadden. Een bekende afnemer van weesjongens in ons land was de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC), die deze jongens op al haar schepen inzette als kindmatrozen, al waren ze volgens onze huidige maatstaven nog leerplichtig.

Meer vormen van gedwongen arbeid

Je had in Europa nog wel meer vormen van gedwongen arbeid, waardoor de slavernij overzee minder exotisch leek dan we gewoonlijk aannemen. Zo kon de werkgever in Engeland en Schotland de politie inschakelen om een werknemer terug te halen als deze vóór het einde van zijn arbeidscontract was weggelopen. In Schotland werden bij verkoop van een mijn de mijnwerkers mee verkocht en net als bij de verkoop van plantages en de daarbij behorende slaven, werd er dan precies berekend hoeveel werk iedere mijnwerker nog kon leveren gelet op zijn leeftijd en gezondheid. De eerste emancipatiewet in Engeland uit 1775 had dan ook niet ten doel de slaven in de koloniën te bevrijden, maar de mijnwerkers in Schotland.

Weeskinderen in Engeland hadden evenmin als in ons land de keuze waar ze te werk werden gesteld, hele bootladingen werden naar Noord-Amerika gestuurd. En wat te denken van de wetten tegen ‘vagebonden’, waarvoor in Engeland gemakshalve iedereen werd aangezien die weigerde te werken voor een redelijk loon. In Schotland kon iedere mijneigenaar een vagebond ontvoeren en gedwongen in zijn mijn aan het werk zetten. Ledigheid was immers des duivels oorkussen.

Kolonisatie overzee

Er werd ook dwang toegepast bij de koloni­satie overzee. Als je geen geld had om de dure overtocht te betalen, wilde een werkgever in de kolonie dat wel voorschieten, op voorwaarde dat je vijf of zeven jaar voor hem ging werken tegen alleen kost en inwoning. Weglopen werd bestraft. Soms schoot de kapitein de passageprijs voor en dat gaf hem het recht deze passagiers bij aankomst te verkopen aan de hoogste bieder.

Nog één voorbeeld: in Silezië, zoals in heel Oost-Europa, bestond lijfeigenschap. Het Silezische linnen dat de slaven in West-Indië eenmaal per jaar ontvingen om er kleding van te maken, was vervaardigd door textielarbeiders die nauwelijks meer vrijheid hadden dan die slaven.

Dit alles toont aan dat er vóór 1800 in Europa weliswaar geen levenslange slavernij meer bestond, maar wel dwangarbeid. Ik wil de snelle acceptatie van de slavernij overzee door de ­Europeanen niet wegpoetsen, maar juist zij die met de slaven in de overzeese gebieden in ­contact kwamen – zeelieden, soldaten, kolonisten – wisten wat het was om je vrijheid gedwongen in te leveren in ruil voor werk, waar je jaren aan vastzat. 

Tekst gaat verder onder de afbeelding 

Kolonisatie overzee
Beeld ANP XTRA

Waarom? 

Waarom hadden de Europeanen al die arbeid overzee eigenlijk nodig? Het lijkt te bizar voor woorden, maar voor wat suiker, tabak en koffie en later katoen hebben de Europeanen grote ­risico’s genomen, miljoenen mensen tegen hun zin naar een ander continent gebracht en daarbij zowel onder hun eigen mensen als onder de slaven een extreem hoge sterfte getolereerd. En dat allemaal met als resultaat dat in Europa de consumenten van suiker en tabak tegen relatief lage kosten tandbederf en longkanker opliepen.

Nu denkt u natuurlijk: in de ogen van de ­Europeanen waren toen de levens van Afrikanen toch niet veel waard en daarom dwongen de Europeanen hen om die luxeproducten te maken. Maar ook uit Azië haalden de Europeanen alleen maar luxeproducten en ook daar ­waren de kosten aan mensenlevens bijzonder hoog, dit keer onder de Europeanen. Veertig procent van de één miljoen Europese soldaten en zeelieden, die alleen al de VOC naar Azië vervoerde, is niet levend teruggekomen. Dus de koffie met suiker, die in de zeventiende en achttiende eeuw in gegoede families in mooi Chinees porselein werd geschonken, werd ­zowel met zwarte als met witte mensenlevens betaald, en laat zien dat de waarde van alle mensenlevens in vroeger tijd veel lager was dan tegenwoordig, ongeacht de huidskleur.

Terug naar Johan de Witt

Terug naar Johan de Witt en de Vrede van Breda. Zijn keuze om bij die Vrede Suriname te behouden in plaats van Nieuw Nederland heeft er inderdaad toe bijgedragen dat de Nederlandse slavenhandel explosief toenam: van nog geen 500 slaven per jaar tot 5.000 per jaar. Gelet op deze gegevens kunnen we De Witt aan de schandpaal nagelen. Hij mag dan een knap wiskundige en een beroemd staatsman zijn geweest, maar door zijn politieke keuze is de Nederlandse slavenhandel toegenomen als nooit tevoren. Valt hem dat te verwijten?

Mijn antwoord is een hartgrondig nee. Johan de Witt kon geen kennis hebben van onze moderne opvatting dat alle mensen gelijk zijn. Dat betekende dat hij net als zijn tijdgenoten van mening was dat lijfeigenschap en slavernij buiten West-Europa een normaal verschijnsel was, dat vrouwen voor een groot aantal beroepen niet in aanmerking konden komen, dat kinderen al op zeer vroege leeftijd moesten werken, dat Joden en rooms-katholieken geen openbare functies mochten bekleden.

Wilt u excuses aanbieden? Dan kunt u de rest van uw leven beter vrij nemen

Niet kwalijk nemen

Je kunt Johan de Witt nu eenmaal niet kwalijk nemen dat hij niet op de hoogte was van onze huidige normen en waarden. Je zou hem net zo goed kunnen verwijten dat hij zijn contacten met buitenlandse regeringsleiders per brief onderhield en niet per telefoon of e-mail. Wilt u namens hem excuses aanbieden? Dan kunt u de rest van uw leven beter vrij nemen, want er is volgens onze huidige opvattingen in het verleden zoveel verkeerd gegaan, dat je dag en nacht bezig zou zijn om je daarvoor te verontschuldigen.

Ik hoop dan ook dat de huidige beeldenstorm weer gaat liggen. Het verleden heeft nu eenmaal andere maatstaven en die moeten we ook gebruiken om dat verleden te beoordelen. Een Engelse auteur heeft dat heel aardig onder woorden gebracht: Het verleden is een vreemd land waar ze zaken anders doen. 

Dit essay is een bewerking van de Johan de Wittlezing (Dordrecht, 26/10/2017) die is opgenomen in P.C.Emmer: ‘Het zwart-wit denken voorbij’, dat volgende week verschijnt.

Slavernij-expert Piet Emmer (1944) was hoogleraar Europese expansie en migratie.