Direct naar artikelinhoud
Interview

‘In het Trump-tijdperk is geluk een bevel geworden’

Carl Cederström: ‘Vrouwen mogen glimlachend bijdragen aan de geluksfantasie’.Beeld Patrick Post

Doen wat je zélf wilt, dat is het dominante geluksideaal van het Westen, stelt de Zweedse onderzoeker Carl Cederström. Maar na #MeToo zijn we toe aan een alternatief.

In Zweden is het misschien gebruikelijker dan hier, toch kom je niet vaak mannen tegen die achter elkaar dertien feministische klassiekers lezen. Carl Cederström (38), hoogleraar in Stockholm, vader van twee dochters, deed dat wel. Van De Beauvoirs ‘De Tweede Sekse’ tot en met ‘Bad feminist’ van Roxane Gay, inclusief titels als ‘Woman Hating’ van Andrea Dworkin, een feministe die boven haar bureau de tekst ‘Dode mannen verkrachten niet’ had hangen. Cederström schreef erover in The Guardian, onder de titel ‘How to be a good man’.

Hij was even in Nederland, ter promotie van zijn boek ‘The Happiness Fantasy’. Een lange man in een keurige beige trui. Niet iemand die zichzelf graag naar voren schuift. Dat was de Zweedse onderzoeker voor #MeToo waarschijnlijk ook niet, maar ook in Stockholm kwamen de onthullingen hard aan. Zeker toen bleek dat het Nobelprijscomité, te weten de echtgenoot van Katarina Frostenson, erbij betrokken was, iemand uit Cederströms nabije omgeving. Kennelijk ging de progressieve cultuurscene van Stockholm allesbehalve vrijuit. “Over een van de mannen die nu voor verkrachting is veroordeeld, hoorde ik destijds een vrouw zeggen dat hij zo geestig was. Zo’n type dat het niets kan schelen wat je van hem denkt. Ik herinner me dat ik toen al dacht: vind je hem echt zo grappig?”

In The Happiness Fantasy, iets te tam vertaald als ‘Ons geluksideaal’, traceert Cederström de oorsprong van het geluks­ideaal van ‘helemaal doen wat je zelf wilt’. Dat heeft volgens hem zijn beste tijd gehad sinds Harvey Weinstein en Donald Trump zich erop beroepen. Zelf noemt Cederström zijn boek dan ook ‘een overlijdensbericht’. “Ik was al veel langer bezig met het westerse idee van geluk als zelfontplooiing”, vertelt hij. “Toen zagen we dat Trump had gewonnen. Hij stond in de Hilton Ballroom en zei: ‘Ik ben mijn hele leven op zoek geweest naar de onbenutte ­potentie van projecten en mensen’. Ik wist niet wat ik hoorde. Dat was precíes het ideaal van de human potential movement, waar ik die dag college over zou geven. Het was november, door een sneeuwstorm waren alle buslijnen opgeheven. Maar het verband tussen Trump en ons geluksideaal werd me ineens zonneklaar.”

Maar dat Trump zo’n woord kaapt, ­betekent toch niet dat het verkeerd is je potentie te benutten? Kunnen studeren, mogen werken, dat blijft toch ­belangrijk, juist voor vrouwen?

“Natuurlijk, ik wil het kind niet met het badwater weggooien. Maar toen Trump begon over onbenutte potentie, besefte ik hoe ver dat ideaal inmiddels afstaat van zijn oorspronkelijke betekenis. Hoe cynisch het is gaan klinken. Heel anders dan Aldous Huxley het eind jaren vijftig bedoelde. Voor hem maakte zelfontplooiing deel uit van een maatschappelijk ideaal dat iedereen tot zijn recht moest laten komen.”

Een logische reactie op de burgerlijke moraal van toen.

“Ja, in de jaren vijftig gold er een ander geluksideaal, namelijk dat van veiligheid, zekerheid, huiselijkheid. De vrouw bleef thuis om voor man en kinderen te zorgen. Dat ideaal bekritiseert Betty Friedan in ‘The Feminine Mystique’ (1963). Ze verbaast zich erover dat steeds minder vrouwen gaan studeren of werken, terwijl dat economisch gezien had gekund. Waarom deden vrouwen zo weinig met hun talent? Pas in de late jaren zestig werd het ideaal van zelfverwerkelijking een grote beweging. Jongeren accepteerden het burgermansbestaan niet meer. Ze zochten alternatieven in spirituele trainingen en seminars, in yoga en nieuwe psychologie. Ze zochten hun authentieke zelf.”

Wat maakte dat ideaal zo succesvol?

“Nieuw was vooral dat er psychologen opstonden die iedereen geluk beloofden. Geïnspireerd door de radicale psychoanalyticus Wilhelm Reich beloofden ze seksuele en existentiële bevrijding uit de repressieve samenleving. Dat zou Freud nooit beloven. Die beschouwde geluk als iets dat moeilijk te bereiken is. De nieuwe tegencultuur bood dus meer hoop.”

Maar die hoop is de bodem ingeslagen. Hoe dan?

“De tegencultuur zag het recht op geluk als protest tegen een autoritaire samenleving. Maar in het Trump-tijdperk is geluk een bevel geworden. Het ideaal is gekaapt. Er bestaan bedrijven waar je het absolute minimum verdient, maar toch te horen krijgt dat je gelukkig moet zijn en zelfs ‘authenthiek gelukkig’. Geluk in je werk weegt in onze cultuur zo zwaar dat bedrijven daarvan profiteren. Er is een enorme toename aan jonge mensen die gratis werk doen waar ze ook nog dankbaar voor moeten zijn. Ze hebben toch mooi werk? Waarom zouden ze vragen om salaris? Spirituele begrippen als geluk, passie en authenticiteit worden ingezet om nog meer uit werknemers te persen. Juist vrouwen krijgen daarmee te maken. Die werken vaak in de dienstverlenende of culturele sector. Ze mogen glimlachend bijdragen aan de geluksfantasie. Dat is gewoon een voortzetting van het idee dat vrouwen sowieso niet zoveel hoeven te verdienen.”

Spirituele begrippen als geluk, passie en authenticiteit worden ingezet om nog meer uit werknemers te persen. Juist vrouwen krijgen daarmee te maken.

U noemt het geluksideaal zelfs fallocratisch. Is dat niet een beetje overdreven?

“Het idee dat je recht hebt je eigen geluk na te jagen, lijkt inderdaad bedoeld voor iedereen. Die illusie heeft het kapitalisme ook nodig, want er zijn nooit genoeg kooplustige consumenten. Maar sinds de crisis weten we dat onder dat hedonistische ideaal krachten van ongelijkheid en uitsluiting schuilgaan. Het gaat tenslotte alleen om jezelf. En dat werkt in het voordeel van bestaande verhoudingen. Mannen in ongelooflijk machtige posities, zoals Harvey Weinstein, claimen het recht op plezier en zelfexpressie.”

Op zulke mannen hebben we geen antwoord. Ze passen in onze geluksfantasie.

“Dat werd na #MeToo duidelijk. Toen zagen we pas hoe individualistisch ons geluksideaal eigenlijk is. Het gaat steeds om mijn zelfverwerkelijking. Daarom is het interessant dat feministen als Germaine Greer zich distantiëren van #MeToo. Dat is echt een collectieve beweging en dat irriteert individualisten.”

Germaine Greer gelooft in wat u de ­geluksfantasie noemt?

“Absoluut. Absoluut. In ‘The Female Eunuch’ (1970) citeert ze Wilhem Reich, die aan de basis staat van wat ik de geluksfantasie noem. Maar je kunt de lijn ook doortrekken naar Sheryl Sandbergs bestseller ‘Lean in’, een boek dat vrouwen leert zich te handhaven in de mannenwereld op de werkvloer. Sandberg legt duidelijk de nadruk op de individuele vrouw en daar heeft ze zware kritiek op gekregen; Deborah Foster reageerde met het boek ‘Lean out’. Vanuit feministische hoek klinkt dus ook kritiek op het ideaal van geluk als zelfontplooiing. Bij Rebecca Solnit bijvoorbeeld: alsof dat een man het recht geeft urenlang alleen aan het woord te zijn, het zogenaamde mansplaining.”

Vindt u het ongemakkelijk als man over feminisme te praten?

“Ach, mensen zijn tegenwoordig sowieso boos. Van mannen hoor ik dat ik een schande ben voor mijn sekse, ik zou het beeld van de man ondergraven. Ze ­sturen linkjes mee met teksten over de vernietiging van onze cultuur door ­feminisme en postmodernisme. Van vrouwen hoor ik: daar heb je weer zo’n man die feminisme aan ons komt uitleggen. Maar die feministische klassiekers zelf zijn best bemoedigend, zelfs iemand als Angela Davis is erg positief over mannen die mee willen praten.”

Mannen in ongelooflijk machtige posities, zoals Harvey Weinstein, claimen het recht op plezier en zelfexpressie

Op dit moment werkt u aan een boek over vaderschap.

“Daarvoor heb ik een heleboel memoirs van mannen gelezen, bijvoorbeeld van Michael Chabon. Op een bepaald moment zegt hij dat hij altijd heeft willen weten hoe het is om een vrouw te zijn, maar dat hij zich nooit afvraagt waarom hij zo weinig boeken ván vrouwen leest. Dat was een eyeopener. Als je ziet hoe zelden mannen vrouwen lezen! Of als je ziet hoe zelden ze feministen lezen, dat is nog deprimerender. Zo ben ik die feministische klassiekers gaan lezen; het leek me de beste manier om te luisteren. En mijn vader heb ik ‘We should all be feminists’ gegeven, van Chimamanda Ngozi Adichie – een heel dun boekje.”

Hoe hebben uw ouders de jaren zestig en zeventig beleefd?

“Ze zijn er niet diep door beïnvloed, ­geloof ik. Maar mijn moeder werkte als enige vrouw in een brouwerij. Die had vast graag ‘Lean in’ gelezen.”

Wat moet het oude geluksideaal vervangen?

“#MeToo heeft denk ik wel de weg gewezen. Het gaat niet alleen om genot, maar ook om solidariteit; we moeten nadenken over de verhouding tussen werk en macht. Er wordt ons voortdurend verteld stoer te zijn, omdat je anders niet mag meedoen. Dat zag je bij Harvey Weinstein ook. Vrouwen moesten ongevoelig zijn, moesten hem vrouwen aanleveren, anders konden ze hun carrière vergeten. Over het algemeen moeten we denk ik sceptischer zijn over ons geluksideaal. Om het filosofisch te zeggen: we wéten niet echt wat geluk is. De geschiedenis van dat begrip is lang en complex. Dat wilde ik in dit boek laten zien, dat ook ons concept van geluk relatief jong is. Een eeuw geleden dacht niemand recht te hebben op geluk. Nu is dat geluksideaal zo ­dominant dat bedrijven en politici het misbruiken om mensen een competitief leven binnen te lokken dat hen ongelukkig maakt.”

Carl Cederström, ‘Ons geluksideaal. Een nieuwe blik op een versleten idee’, Ten Have, 175 blz., € 18,50.

Wonen en werken

Carl Cederström is de auteur van meerdere kritische boeken over arbeidsmoraal en de geluksindustrie, zoals ‘The Wellness Syndrome’ en ‘Dead Man Working’. Voor zijn boek ‘Desperately Seeking Self-improvement’ onderwierp hij zich samen met André Spicer aan alle mogelijke technieken voor zelfoptimalisatie, van hardlopen tot smartdrugs en zelfhulpboeken. Volgens hemzelf met weinig succes.

Cederström werkt als onderzoeker aan de Stockholm Business School en is vaste medewerker van The Guardian. Met zijn vrouw, vroedvrouw van beroep, woont hij in Stockholm. Samen hebben ze een negenjarige en een eenjarige dochter.

De dertien feministische klassiekers die Carl Cederström las:

Mary Wollstonecraft: ‘A Vindication of the Rights of Woman’ (1792)
Simone de Beauvoir: ‘De tweede sekse’ (1949)
Betty Friedan: ‘De mystieke vrouw’ (1963)
Germaine Greer: ‘De vrouw als eunuch’ (1970)
Andrea Dworkin: ‘Woman Hating’ (1974)
Angela Davis: ‘Women, Race and Class’ (1981)
Audre Lorde: ‘Sister Outsider’ (1984)
Judith Butler: ‘Genderturbulentie’ (1990)
bell hooks: ‘Feminism Is for Everybody’ (2000)
Sheryl Sandberg: ‘Lean In’ (2013)
Rebecca Solnit: ‘Mannen leggen me altijd alles uit’ (2014)
Roxane Gay: ‘Slechte feminist’ (2014)
Chimamanda Ngozi Adichie: ‘We moeten allemaal feminist zijn’ (2014)

Lees ook:  Wilt u gelukkig worden, ga dan vooral niet naar het geluk zoeken