Direct naar artikelinhoud
Essay

Overleven we de hypermoderniteit? Niet zonder nieuwe levenskunst

Overleven we de hypermoderniteit? Niet zonder nieuwe levenskunst
Beeld Kwennie Cheng

Ieder van ons moet optimaal produceren, optimaal concurreren en optimaal consumeren. Zo wordt, in deze hypermoderne tijd, de zin van het leven gedefinieerd. En als het niet lukt om me goed te voelen, is er maar één schuldig: ikzelf. Govert Buijs, Ad Verbrugge en Jelle van Baardewijk schreven er een boek over. Een fragment.

Nog niet zo lang geleden waren we postmodern. Filosofen kondigden het Einde van de Grote Verhalen af, het einde van de politieke ideologieën. Terugblikkend op de twintigste eeuw, met de uitzichtloze loopgraven van de Eerste Wereldoorlog, de massavernietiging in Auschwitz en de Goelagkampen tot en met het bloedig neerslaan van de Praagse Lente, kwam men tot de conclusie: dit nooit weer.

Met een brede armzwaai werden al deze gebeurtenissen en de achterliggende ideologieën geschaard onder de moderniteit. ‘Modern’ staat dan voor het idee van de maakbaarheid van de samenleving, de pogingen om door politiek, techniek en organisatie de mens te bevrijden van zijn beperkingen en een ideale samenleving te creëren, de roes der perfectie, met alle gevolgen van dien.

De nieuwe messiassen zijn geen politieke figuren meer, maar heten Steve Jobs, Jeff Bezos, Mark Zuckerberg of Elon Musk

Postmodern betekende sinds de jaren tachtig juist dat we ons nooit meer zouden laten betoveren door dit soort ideologische verhalen die ons een hemel op aarde beloven maar mensen knechten. Zoals de filosoof Popper ooit zei: alle pogingen de hemel op aarde te vestigen, hebben slechts de hel dichterbij gebracht. Postmodern stond daarom ook voor een radicale kritiek op ideologische zekerheden en autoritaire machtsclaims - ‘deconstructie’. Van de weeromstuit kwam postmodernisme in de buurt van een totaal relativisme en werd waarheid een achterhaald begrip. Alle menselijke cultuuruitingen werden gezien als willekeurige sociale constructie.

Volmaaktheidsdenken

Hoewel nog heel wat filosofen en literatuurwetenschappers tamboereren op postmoderne trommels, lijkt de samenleving het postmoderne pad allang verlaten te hebben (als we dit al echt ooit hebben begaan). Het postmoderne relativisme maakte de weg vrij voor een nieuw absolutisme, een nieuw volmaaktheids- en maakbaarheidsdenken: de hypermoderniteit. 

Die is wel radicaal anders dan de moderniteit: ze verwacht het heil niet langer van de politiek en dus van collectieve arrangementen. De jaren zestig, met hun bevrijding van het individu, worden uitgangspunt.

In plaats van de politiek wordt daarom nu de vrije markt, in een krachtige tandem met nieuwe technologie, het kerndomein. Daar is iedereen individu, een vrije consument. Eerdere moderne denkers keken vaak neer op ondernemers en commercie. De neoliberale revolutie van de jaren tachtig zorgde hier voor een radicale omslag. Het goede leven betekent nu hoe langer hoe meer: als vrij individu succesvol zijn op de markt. 

Volmaaktheidsdenken
Beeld Kwennie Cheng

Andere domeinen - overheid, maatschappelijk middenveld, onderwijs, zorg - worden in toenemende mate gezien als trage, inefficiënte sectoren, die alleen maar geld kosten. Wil je jezelf als geslaagd zien, moet je daar niet wezen. De nieuwe messiassen zijn nu geen politieke figuren meer maar ze heten Steve Jobs, Jeff Bezos, Mark Zuckerberg of Elon Musk: Grote Geesten, Übermenschen zou Nietzsche ze noemen.

Leuke dingen

Maar juist zo krijgt de hypermoderniteit ook weer collectieve dimensies: we zien een hernieuwd streven naar een perfect leven, voor iedereen, als vrije individuen. De markt werkt hier heel soepel samen met hypergeavanceerde technologische innovaties die ingeplant worden in onze huizen en zelfs in onze lichamen. We zien drie manifestatievormen van deze ogenschijnlijk individuele, maar tegelijk collectieve hypermoderniteit, dit nieuwe project van het volmaakte leven: de belevings- en transformatie-economie, de prestatiemaatschappij en de technische vervolmaking van de mens.

Na de bekende trits agrarische, industriële en diensteneconomie zien we een nieuw type economie: de beleveniseconomie, waarin het gaat om het aanbieden en consumeren van belevingen: avontuurlijke vakanties, concerten en festivals, pretparken, cruises voor ouderen, bungeejumpen voor jongeren. In feite draait de hele vrijetijdssector rond ‘leuke dingen’ doen. Deze leukcultuur gaat over in een volgende fase, die van een ‘transformatie-economie’, waarin we niet alleen van alles willen beleven maar ook anders willen worden, de 2.0-versie van onszelf. 

De hulptroepen voor deze transformatie staan klaar: psychologen, therapeuten, coaches, zelfhulpboeken, websites en tv-programma’s, ook filosofische workshops, cursussen, coachingstrajecten en ‘levensscholen’. Het is een curieuze paradox: terwijl nogal wat filosofen en intellectuelen al eeuwen hard werken aan de materialisering en secularisering van ons wereldbeeld, maakt de markteconomie juist een proces van immaterialisering en spiritualisering door. Mensen hebben de behoefte om de zinvraag te stellen, juist ook in relatie tot hun aardse werk.

Als een historicus terugkijkt op de kijkcijfers van films, series en games, zou hij kunnen concluderen dat de 21ste eeuw een mythische en religieuze eeuw was

Game of Thrones

We zien dat grote commerciële, belevingsgerichte filmbedrijven typische zinthema’s indrukwekkend aan de orde weten te stellen, zoals in ‘The Hunger Games’, ‘Harry Potter’ of ‘Game of Thrones’. Een strijd tussen goed en kwaad, de zoektocht van de hoofdpersoon naar zijn eigen hogere bestemming, de deugden die daarbij tot ontwikkeling komen, het omgaan met teleurstelling en tegenstand - het zijn allemaal zingevingsthema’s die vaak in een spiritueel kader geplaatst worden. Als een historicus over honderd of tweehonderd jaar terugkijkt op onze tijd en op de kijkcijfers van bepaalde films, series en games, dan zou hij zomaar kunnen concluderen dat de 21ste eeuw een mythische en religieuze eeuw was.

De keerzijde hiervan is dat het omgaan met deze thema’s de kleur van de markt aanneemt en daarmee neigt naar een vluchtige consumptiecultuur. Alle zingeving komt als keuze-optie gelijktijdig op de markt en doet een beroep op onze individuele voorkeuren. We zijn daarin aan onze eigen keuzes en emoties overgeleverd (‘dit voelt goed’) en worden zo ook voortdurend op onszelf teruggeworpen. 

Als het niet lukt om me goed te voelen, is er maar één schuldig: ikzelf. De droom van een volmaakt getransformeerd leven loopt makkelijk op teleurstelling uit. Maar ook daarvoor heb je coaches, boeken en websites.

You Only Live Once

Het streven naar volmaaktheid speelt niet alleen aan de consumptiekant van de economie, maar evenzeer aan de productiekant. De vrije markt lijkt iedereen de kans te geven om succesvol te zijn, het beste van je eigen leven te maken: excellent zijn, je droom verwerkelijken, je bucketlist afwerken.

Daarbij is één ding duidelijk: je hebt maar één leven, dit leven, en daar moet je dus alles uithalen. Je leven is radicaal eenmalig: You Only Live Once - YOLO. Alles wat je bereikt, is jouw hoogst eigen keuze, je eigen prestatie en dus ook verdienste.

De hypermoderniteit creëert hiermee grote psychische druk. Bij ouders, als ze de school voor hun kinderen kiezen. Bij kinderen, als ze hun school, en daarna studie en loopbaanrichting kiezen. Bij jonge werknemers, als ze als high potentials zichzelf binnen enkele jaren waar moeten maken. Bij scholen zelf, als ze niet bovengemiddeld presteren (wat als algemeen ideaal alleen om wiskundige redenen al onmogelijk is!).

You Only Live Once
Beeld Kwennie Cheng

Zo zwemmen we individueel en collectief een fuik in. De zin van het leven wordt hoe langer hoe sterker gedefinieerd in termen van materieel en positioneel succes: optimaal produceren, consumeren en concurreren.

Slachtoffercultuur

Enerzijds worden we steeds meer individueel verantwoordelijk gemaakt voor het bereiken van dat succes. Degene die niet de gewenste maatschappelijke positie behaalt in eigen ogen of in die van anderen, heeft gefaald.

Anderzijds worden ook overal de schuldigen aangewezen die er (mede) de oorzaak van zijn dat we niet het optimum hebben weten te bereiken. Prestatiedruk, slachtoffercultuur en boosheid (op jezelf en/of anderen) horen in die zin bij elkaar.

Essentieel is in dit verband uiteraard wie de standaarden van excellentie mogen bepalen - daarover gaat immers de strijd, binnen het bedrijfsleven, binnen de wetenschap, binnen maatschappelijke organisaties. Om het idee van meritocratie (van meritus, verdienste) in stand te houden, dienen die standaarden uiteraard zo objectief mogelijk te zijn, en dus kwantificeerbaar. De echte macht zit bij de beleidsmakers die de beoordelingsstandaarden, de key performance indicators en de dashboards opstellen en toepassen.

Het systeem heeft zijn eigen parodie voortgebracht: president Trump kan zichzelf alleen presenteren als great, terrific, excellent

Deze prestatiedruk heeft curieuze effecten. Zoals onder het vroegere communisme iedereen aan iedereen onwaarschijnlijke successen rapporteerde en er grote graanoogsten geboekt werden terwijl er voedseltekort was, rapporteert nu ook iedereen aan iedereen grote successen: op Facebook en Instagram presenteren we ons als succesvol, als winner.

Het systeem heeft inmiddels ook zijn eigen parodie voortgebracht: president Trump kan zichzelf alleen maar presenteren als great, terrific, excellent, juist wanneer hij faalt of het iets minder doet dan een voorganger of tegenstrever.

Dimensies van het bestaan

Vanuit de psychotherapeutische praktijk komen signalen dat de combinatie van de belevings-/transformatie-economie en de prestatiecultuur een moeilijk draagbare last doet ontstaan. Veel jongeren lijden aan burn-out. Ze krijgen individueel de rekening gepresenteerd van een maatschappelijk gebeuren, de hypermoderniteit.

Als er één gebied is waar modernisering nog springlevend is en de overgang naar de hypermoderniteit zich bij uitstek manifesteert, is het wel de digitale technologie en de nieuwe wereld die zij in het vooruitzicht stelt. Niet filosofen of kunstenaars, maar technici en ondernemers zetten de wereld naar hun hand. Dat zien we bij grote techbedrijven, waarbij de machtige gestalten van ingenieur en ondernemer soms zelfs in één persoon verenigd worden.

In de technologische transformatie van de menselijke conditie worden allerlei dimensies van het bestaan - de natuur, het lichaam, relaties en instituties - ingrijpend veranderd. Nieuwe technologie lijkt ons in staat te stellen in te grijpen in het leven of zelfs geheel nieuwe levensvormen te ontwikkelen. Sciencefictionfilms tonen ons het leven van cyborgs. Elon Musk ontvouwt fantastische plannen om binnen enkele decennia de planeet Mars te koloniseren. Onsterfelijkheid gloort wanneer we ons bewustzijn in een ander lichaam kunnen transporteren.

Op die manier zien we dat de mens (en dat betekent altijd bepaalde mensen) in toenemende mate zijn eigen bestaanscondities technisch probeert te beheersen. Het hele proces heeft een religieuze ondertoon: de belofte van een nieuwe wereld waarin we voor eeuwig verlost zijn van allerlei ongeluk. Dit is het verhaal van bevrijding en verlossing dat zo kenmerkend is voor de hypermoderniteit, waarin de mens zelf haast een god op aarde wordt - Homo Deus noemt de Israëlische historicus en bestsellerauteur Yuvenal Harari dit project.

Dimensies van het bestaan
Beeld Lemniscaat

Nieuwe levenskunst

De hypermoderniteit is nog weinig als samenhangend fenomeen geanalyseerd. En dat terwijl we aan alle kanten merken, vanaf de individueel ervaren ‘psychodruk’ tot en met de immense ecologische druk, dat we in dit spoor niet verder kunnen.

Overleven we de hypermoderniteit, en onze menselijkheid? Zeker is dat dit een heel nieuwe levenskunst vraagt, waarin we kwetsbaar durven zijn, en oncontroleerbaarheid - ook het tragische in het leven - onder ogen zien en zelfs beamen.

Maar al te makkelijk kan ook dit de individuele druk vergroten (‘moeten we ook nog weer kwetsbaar durven zijn’). De grote valkuil van de hypermoderniteit is de ontkenning van de maatschappelijk-culturele kant van problemen. Een nieuw nadenken over de inrichting van onze gezamenlijke instituties, de verhouding van markt en politiek en alles wat non-profit heet, is daarom net zo hard nodig. 

Het goede leven & de vrije markt. Een cultuurfilosofische analyseLemniscaat, 452 blz., €29,95

Lees ook:

Als de vrije markt een beest zou zijn, is de overheid een monster

Lodewijk Asscher, voor veel PvdA’ers een laatste baken van hoop, meent dat de vrije markt een ‘wilde hengst’ is die moet worden getemd. De markt wordt volgens hem gedreven door het verlangen naar ‘snelle winst’ en door ‘valse concurrentie’.