Direct naar artikelinhoud

Het hedendaagse klaagfeminisme beroept zich ten onrechte op Simone de Beauvoir

Het hedendaagse klaagfeminisme beroept zich ten onrechte op Simone de Beauvoir
Beeld AP

‘Om dode witte mannen kun je niet heen als je iets wilt zeggen over de westerse wijsbegeerte,’ schreef Leonie Breebaart in haar column in Letter & Geest. Ze keerde zich tegen de uitwassen van een identiteitspolitiek die onder links momenteel nogal in zwang is. 

Vreemd is dat wel, want stiekem wortelt dat gedachtegoed in dezelfde logica als die van ‘Blut und Boden’. Maar links is vandaag de dag wel vaker een beetje de kluts kwijt. Dat betekent niet dat de filosofie onverschillig moet blijven bij een zo groot mogelijke diversiteit. Ook voor haar geldt dat de vreugde groter is naar rato van het aantal zielen – mits die een beetje redelijk en verstandig zijn. 

In het beste geval leidt dat tot nieuwe inzichten, zoals – aldus Leonie Breebaart – ‘het idee dat je niet als vrouw wordt geboren maar tot vrouw wordt gemaakt’: een inzicht dat ‘bij mannen wegens hun culturele achtergrond waarschijnlijk minder snel opgekomen zou zijn.’

Misschien is dat zo, hoewel Mark van Vugt de deugden van de diversiteit in diezelfde zaterdagkrant meteen weer relativeerde. Dit voorbeeld geeft daar wel aanleiding toe. Want er kleven aan dit citaat, ontleend aan ‘De tweede sekse’ van Simone de Beauvoir en in Nederland inmiddels spreekwoordelijk geworden, wel wat eigenaardigheden.

De opvallendste is misschien wel dat De Beauvoir zelf iets anders schrijft. ‘On ne naît pas femme, on le devient,’ staat helemaal in het begin van het tweede deel van haar legendarische boek uit 1949. Vrouwelijkheid is geen kwestie van zijn maar van wording. Het verschil lijkt klein, maar heeft grote consequenties. De gebelgdheid over het onrecht dat vrouwen iets zou worden aangedaan is erin afwezig. De dubbelzinnigheid van het Nederlandse woord ‘worden’ heeft haar tol geëist.

Klaagfeminisme

Wat dat betekent zie je pas met het existentialisme op de achtergrond. Jean-Paul Sartre had zes jaar eerder Het zijn en het niet gepubliceerd, op de ideeën waarvan Simone de Beauvoir een belangrijke invloed had gehad. En dat boek is niet mals wanneer het gaat over mensen die door hun omgeving ‘gemaakt worden’ tot wat zij zijn, of liever: wanneer zij zich daardoor láten maken. Wie zich zo laat gezeggen door wat anderen hem toeschrijven of wat simpelweg voor ‘natuurlijk’ doorgaat, pleegt verraad aan zijn eigen menselijkheid, zo luidt het existentialistische credo. Hij is inauthentiek of zelfs ‘te kwader trouw’. Wát je ook bent of doet, je bent er altijd zelf verantwoordelijk voor.

Ook wie zich in de traditionele zin tot vrouw ‘laat maken’, heeft dus allereerst zichzelf onder ogen te zien. De schuld daarvan afschuiven op anderen (de cultuur, de familie, de mannelijke dominantie) is het lafste wat je doen kunt. Tussen de roemruchte zin van Simone de Beauvoir en de in Nederland populair geworden vertaling daarvan is het heroïsch existentialisme van de vrouwelijkheid verschoven naar het ‘inauthentieke’ klaagfeminisme van vandaag.

Tekst loopt door onder de afbeelding.

Simone de Beauvoir en Jean-Paul Sartre op de Copacabana in Rio de Janeiro, 1960.Beeld AFP

Daarmee is de wonderlijke geschiedenis van ‘De tweede sekse’ niet ten einde. Misschien nog wel opmerkelijker is de reden waarom het boek überhaupt geschreven werd. In de interviewfilm ‘Sartre par lui-même’ uit 1976 vertelt Sartre er uitgebreid over. De Beauvoir zit er instemmend bij te knikken, dus het zal wel kloppen.

Haar schrijverscarrière, zo begrijpen we, was na de Tweede Wereldoorlog in het slop geraakt. Matige verkoop, writers block. ‘Wat u moet doen,’ zo raadde Sartre haar toen aan, ‘is schrijven over iets wat u werkelijk van binnenuit kent. Schrijf een boek over de vrouw!’ Alle anderen in het groepje vertrouwelingen – allemaal mannen – vonden het ook een reuze-idee.

Zoals Sartre enkele jaren later het existentialisme zou toepassen op de homoseksualiteit van de schrijver Jean Genet, zo deed Simone de Beauvoir dat op de vrouwelijkheid ‘waar zij werkelijk iets van wist’. Tot haar eigen verbazing werd het boek een klassieker van het feminisme en zag zij zichzelf uitgeroepen tot een kopstuk daarvan.

Zo wil de ironie dat Simone de Beauvoir niet de schrijfster wás van De tweede sekse maar daartoe werd gemaakt - niet als feministe, maar uiteindelijk wel bekroond met de faam daarvan. Hoe ‘authentiek’ dat is, is een vraag apart. Laten we het erop houden dat zij het lot wérd dat haar beschoren was.

Ger Groot doceerde filosofie aan de universiteiten van Rotterdam en Nijmegen. Voor Trouw bekijkt hij de actualiteit door een filosofische bril. Lees hier meer van zijn columns terug.